V. de bovenjle Wieken bruin-, met Lynm en twee
A fdeel. Stippen, die rood zyn: de onderjien in 't ge- JCLIII. 1 . I Hoofd- heel rood.
stuk. " ■ ^
st. jakobs Met regt behoort deeze naam, myns oor-
fopeiiet,e’ deels, aan dit Kapelletje, waar van de Rups
dikwils voorkomt op het St. Jakobs-Kruid, dat
veel naar het Kruiskruid gelykt, en in vogtige
Weidlanden overvloedig groeit. G oed aart
hadt dezelve daar mede agtDagen opgekweekt,
en noemtze Zandrups., om dat zy veel in ’t
Duin wordt gevonden, daar ikze, van dit Jaar,
nog in menigte op de Reinevaren en het daar
tufte hen bloeijende Kruid , heb aangetroffen.
C h a RL e t o n geeft ’er ook den naam aan
van Eruca Jaocbcea, of die het Kruiskruid afeet,
enBLANKAART noemtze, insgelyks, Zand»
rups. R e A-DMua getuigt, dat de Rups van de
Bladen en Bloemen, zo van de Jacobm als van
de Seneoio, leeft. R o e s e l , dat meer is , getuigt,
hoe het St. Jakobs-Kruid, welk liefftop
woefte plaatfen groeit, zegt hy, haar ter voor-
naamfte woonplaats diene. Ook Relt Wi l k e [s,
die haar the Cinmber-Moth noemt, de Woon-
plaats on -the Ragwort (Jacohcea wlgam). JHet
baart dan flegts verwarring, dit Kapelletje St.
Jans
07. f. antep. Mer . Eur. III. T. 28. Rob. ic. I» T. 20. Alb.
Ittf.T. 34. f. G. H. Goed. in f j , T. 9. Reaum. m f I. T. IÓ-
f. 4 - 7- List. Geut. T. 54< Roes. Inf. I. Pbal. II. T. 49,
Blank. Inf. T. I. f. G. K. WILK. Pap. 26. T, 3 » a 1»
Pet. G*\. T. 33' f. ö.
Jans beeftje te noemen, om dat fommigen het- V.
zelve op het St. Jans Kruid zouden gevonden x l i ï l 'f*
hebben: te meer, dewyl men het zelden zo Hoofd-
laat in Juny aantreft als de gewoone St. Jans STUK'
Kapelletjes f* L in n ^eus zag het, den 13 Ju. t
ny 1741, overvloedig omvliegen op het Strand * MÖ4’
van Oeland,alwaar het kleine Kruiskruid overvloedig
groeide : doch in Sweeden wordt het
zo overvloedig niet gevonden, zegt hy, als in
de Duinen der Nederlanden.
G oedaaut heeft, verkeerdelyk, het Spin-
zeltje van de St. Jans-Kapelletjes by het St. Ja-
kohs-Beeftje afgebeeld. De Rups, immers,
van dit laatfte ,die zeer fraay zwart en geel ge»
ringd is , maakt haar Geweefzel van eenige
Draadjes, op o f even in de Grond; waar inzy *
kleine bruine,enredelyk harde Popjes worden,
waar in de Mey-maand, o f daar omtrent, de
Kapelletjes uitkomen, die na de Paaring fchie-
lyk aan ’t Eijerleggen gaan. Zy zyn fierlykmet
rood getekend , als gemeld is.
C8a) Nagt-Kapel met ongepluimde Sprieten, xxxxir
die een Zuiger heeft, de Wieken afloopende f Helic,nia'
bruin aan beide zy den, de bovenjlen <wit ge-
Jlreept, de onderjien aan ’t Gezwicht wit.
Deeze,zig in de warme Landen onthouden-
• • ' de,
f829 Phahcna TtoBua fpirilinguis lavis, Alis deflexis con-
coloribus, fuperioribns linea inferioribus bafi albis. M. L.U.
$yft- Kat. X.
I, Deel, KL Stuk,