V.
Afdeel.
XLI.
H oofdstuk.
Gemeen
W itje ,
De Kool-
Rups.
door decze Rupfen, die niet genwkkelyk te
vinden zyn, om dat haar Kleur veelgelykt naar
die der gemeende Koolbladen. Zy is Afch-
graauw, met geele Streepen overlangs en eeni-
ge zwarte Stippen. De Pop, waar in zy veranderen
, heeft een dergelyke Kleur, wordende
ook met een Bandje omgord en dus met den
Kop opwaar ds, of waterpas, vaftgemaakt.
Om de al te groote vermenigvuldiging dee-
zer fchadelyke Rupfen te verhoeden, heeft de
Schepper haar ook, meer dan anderen, onderhevig
gemaakt aan een doodelyke Wormziekte.
Daar is een kleine foort van Boor-Wespjes, die
met hunnen Angel de Huid van deeze Rupfen
doorbooren, en hunne Eytjes daar in leggeD,
waaruit Wormpjes voortkomen, die de Rups
van binnen opvreetcn. Dus verdrekt de Rups
zo wel tot e£n Woonplaats als Spyskamer voor
dit Ongediert, het welk,op ’claatd,de Huid
doorknaagende, zyn Voedfter, wreedaartig,
om ’t leven brengt, ’t Gebeurt ook wel;
wanneer de Rups, kort voor de Verandering,
met Wespen.Eytjes is bezet geraakt, die niet
eer uitkomen, dan de Verandering is gefchied;
dat aan de Pop het zelfde lot wedervaart.
Dit Witje, als gemeend in Holland onder de
groote Dag-Kapellen, zou naauwlyks eenige
befchryving behoeven, indien ’er niet een aan-
merkelyk verfchil plaats had in de tekening
van de één en andere Sexe, die tot een duide-
lyker onderfcheiding dienen kan, dan in de
mees
meefte anderen. ” Het Mannetje i. van boven
wit, met de voorde Wieken , aan ’t end, XLI.
” zwart, en heeft twee zwarte Vlakken op die Hoofd-
zelfde Wieken, benevens een derde aan den Gemeen 1 binnenrand , en een vierde Vlak aan den
„ voorden rand van de agterfte Wieken. Het
| Wyfje is van boven geheel wit, zonder ee-
; nige zwarte Vlakken, en heeft alleenlyk het
*, end der Wieken zwart. Van onderen zyo
” het Mannetje en Wyfje volkomen eveneens;
naamelyk wit, met twee zwarte Vlakken op.
, de voorde Wieken, die aan ’c end, zo wel
” als de agterfte. Wieken in ’t geheel, een wei-
„ nig uit den bleek Geelen zien , of trekken
, , Daar Zwavelgeel ” ( * ) • . ,
Men moet aanmerken, dat het W it, aan den
bovenkant deezer Kapellen, veel verfchilt van
Sneeuwwit; vertoonende zig eenigermaate uit den
groenen geelagtig, en van ouderen is de Kleur,
in fommigen , taamelyk G e e l; waarom zy van
eenige Liefhebbers Boter - Kapellen genoemd
worden. Voorts kan men, ten opzigc van de
Eytjes en het overige der Huishouding van dit
M e k t , de naauwkeurige en omdandige befchry-
vingen , die onlangs in ’t Nederduitfch daar
van aan ’ t licht gegeven zyn, nazien ( t>
(59)
(*) Hiji, des InftBes
( ! ) Die van R o s s e
env. Petris. Tom. j f . p. <9- '
L , in 't vertaalde Werk, naamelyk,
*n die van-SE PP.
I. Deel. XI. Stuk. Q 3