V. zo min als anderen, van den bruin-geelen Band
I S - ^aR8s de » doof ’c midden van welken
Hoofd- de zwarte Streep loopt: waar mede ik myne
STUK. Aanmerkingen op dit Voorwerp zal befluiten,
vin. (8) PyKlaart. Kapel, die de Wieken ongekar.
pQodsToofd, teld beeft, de agterflen bleekgeel met brui-
. ne Banden, het Agtzrlyf geel gevlakt en
. ■ zwart geringd.
De tekening vaD een Doodshoofd en Beenderen
, welke vry natuurlyk agter op den Nek
van deeze Kapel zig vertoont, heeft ’er die
zonderlinge benaaming aan gegeven, niet alleen
, maar het Infekt ook alom berugt gemaakt,
in de Landen daar het gevonden wórdt.
Voeg hier by, dat het nergens zeer gemeen is
en alleenlyk in fommige Jaaren menigvuldig
voorkomt; gelyk dit ook plaats heeft met vee-
le andere Infekten. ” Wanneer het Volk van
, , Bretagne, dat een gröote Provincie is van
,, Vrankryk, zegt R e a u m u r , deeze Kapel.
,, len ziet, merkt het dezelven aan als voor-
„ loopers van befmettelyke Volkziekten. Een
,» Priefler befchreef hetzelve, in de'Franiche
, , Mercurius van ’t jaar 17 30, als bekleed zyn-
„ de met al het gene dat in eene Lykftaatie de
„ droefs)
Spbinx Alis infegrls; pofficis luteis Fascüs fuscis j Ab-
domine luteo maculato; cingulis riigris. Syji, Nut. X . Ca*
put mormum. Amcen. Aead, I I I , p. gu . Al b . Inf T. 6.
WlLK pap. 9. T. I. R. I , REAUM. Inf. II. T. 24. HAS*
•SELq. n . 417. N. 104, 10%. osbeck, l i . $9. roes. /«ƒ
tfï* X* I , ï*
droeviafie Rouw affchildcrt; hebbende de
Wieken hem toegefcbeenen de Kleur te heb- xLIl.
ben van een Doodkleed. By ongeluk heeft Hoofd*
| deeze Kapel nog eene byzonderbeid, met
„ de andere famenloopende, om ’er een noodlottig
Voorteken van te maaken” .
” De Kapellen, ten minfte zó veel ik ’er ken, Haat Ge-
„ zyn de ftomflén van alle Dieren: zo zy ge-piep'
,, luidgee«'en, is het njet dan met haareWie-
,, ken en zulks terwyl zy vliegen. Deeze
,, maakt een ge fyfel, ’t welk naar het piepen
„ der Muizen gelykt, doch meer zweemt naar
* huilen, zo men zig verbeeldt. Zo wel in de
„ Doozen of Glazen , waar in menze befloo-
„ ten houdt.; maar inzonderheid wanneer zy
„ aangevat o f gevangen wordt, en fomtyds ook
„ onder ’t loopen, is het dat deeze Kapel piept:
„ zy houdt daar mede Diet op, zo lang men
„ ze tulfchen de Vingeren heeft” .
” HetGeluia, da't veelerley andere Infekten,
„ gelyk eenige Poorten van Springhaanen, de
,, Krekels , Cicaden en verfcheiderley Torren
„ maaken , ontftaat uit de wryving van de
j, Wieken tegen elkander, tegen het Lighaam
of tegen het Borfhtuk, of opeen dergelyke
,, wyze ; doch hoe ftyf ik ook de Wieken cn
„ alle de uitwendige Lighaamsdeelen van dee-
,, ze Kapel vafthield, haar Piepen werdt ’er
„ niet door verminderd; het fcHeen ’cr in te-
„ gendeel Kerker door te worden : zy fchreeuw-
„ de langs hoe luider. Dus zou men het wel
1, deeL xl. stur. D d 5 45 fchy