V* n)en , welke R e a u m u r heefc befchreeveq,
^XLJ81" en ^Pree^c ° °^ van het intrekken van den Kqp?
H oofd- waar inhy dezelven by dq Torretjes, die men
s t u k . Schildpadjes noemt, vergelyke. , , De Kop zege
Ëtaauwije. ^ ^y, van ons Piflebed-Rupsje, is klein, zwart
„ van kleur en glinherende , en de gehalte
, , komt, in ’t algemeen , met die der gewoo-
„ ne Rupfen overeen. De Kleur van het L y f
v is fchoqn groen, een weinig geelagtig, en
,, langs de Rug loopt een donkergroene itreep.
De Pooten, erkent hy , evenwel, dat klein en
eeer kort zyn , loopende de Rups ook zeer
langzaam en als of zy langs de vlakte van het
Blad yoartfehaof. Op het L y f yondt hy een
menigte van korte Haairtjes, die niet dan met
het Mikroskopp zigtbaar waren : zo dat zy niettemin
te tellen was onder de kaale Rupfen. Dus
is ook die, welke op Taf. L.X1I. van ’t Vierde
Deel van S E b a , by Letter E , voor de Rups
van het blaauwe Duinkapelletje opgegeven
vyordt, geheel Haairloos afgebeeld ; doch de
gehalte derzelve verfchilt grootelyks van de
gemelde. Bovendien is het Popje geenszins hoekig,
hoewel het een Dagkapelletje met geknopte
Sprieten voort moet brengen, maar dik, kort,
en rond, gelyk die der PilTebedjes, hier voor
befchreeven. De Rups omgordt ?ig, tot de
Verandering ,even als die, met een Bandje, dat
in de Pop fchuins onder de Vleugelfcheeden
paflèert, zynde h?t onderfte van het L y f tegen
g en hét Blad aangevoegd. Van een Rups,die V.
den 2 i Junyin een Popje was veranderd ,kwam
de Kapel den 6 July uit: doch van een. ande- Hoofd-
re , die èenige Dagen hater tot de Verande-
ring kwam, bleef het Popje den geheelen Win.
ter over; Het zelfde heeft in de Witjes en
anderen plaats, gelyk wy gezien hebben.
Dit Duih-Kapelletje, hoe klein ook,is uiter-
maate fchoon ; zo vvegens de Hemelfchblaau-
tne Kleur, van de bovenhe, als de fierlyke Oogjes
op de onderhe Oppervlakte der Wieken,
welken hetzelve, hil zittende, loodregt over-
end houdt,gelyk de zo even gemelde Dag-Kapellen.
Men vindt ’er , volgens R o e s e l , die
géheel hoog blaauw en alleenlyk wit gerand
zyn, van boven, doch anderen zyn paarfchag-
tig of donkerblaauw en met zwarte Vlakjesaan
«tfen rand getekend, gelyk die, welken de Heer
D e G e e r befchryft. Deeze Heer merkt aan,
dat ’er zyn, dfé, behalve de Oogjes, van onderen
, op de agcerhe Wieken, ook een ry van
Oranjekleurige Vlakjes' hebben j hoedani-
gen wy hier doorgaans in de onzen waarnee-
roén, en hy hadt ’er zelfs met zodanige Vlak-
!es bóven op de Wieken gevonden : zo dat
zyn Ed. daar van drie Soorten maakt: waar
Van de derde miflehien dat gene is , ’t welk
wy noemen de Roode Purperfchyn.
Onder den bynaam van Mas, naamelyk, r/..,-
wordt thans, in de befebryvieg der Sweedfchep^hyn?1'
U ÜEEt, xl», STUK, Die.