V.
Afdeel
XLIII.
H oofdstuk
.
Jfièsljtnd.
L innaüus daar van wel dè benaaming vafi
Nottua , daar hy deezen Rang mede beftem-
pelt, ontleend gehad: doch het kwam my oneigen
voor, zulks in onze Taal naar te volgen.
Wat nu de Rups van het geele Weeskind
aangaat, welke door den Heer I’A d m ir a a l
onder den naam van de Proferpine is befchre-
ven; dezelve wordt van R eaumur genoemd
een Rups van de Zuuring. F r i s c h noeimze
de Koffybruine Aardrups met zwarte Streepen,
en zegt, dat hy haar in April in de Aarde vondt,
reeds aan de Verandering toe zynde, en dat
zy in Oktober op het Muur o f ook op-Köol-
fpruiten zat. Het is zeker, dat menze meelt
in ’t Najaar ontmoet, aazende op veelerley
Planten, zo die in ’t wilde groeijen, gelyk de
Veldkars, Teskens- en Kruis-Kruid en andere;
als op de Bloemen, in de Tuinen, Auricula’s,
Primula V evis, Violetten , enz. Die Rupfen,
daar de Mannetjes Kapellen uit voortkomen,
zyn bruin; die, daar de Wyfjes uit voortkomen
groenagtig vuil geel, volgens de Waar*
nceming van den Heer 1’A d m ir a a l .
In de Kleur der Kapellen vindt men ook een
aanmerkelyk verfchil, dat egter geen kenteken
is der Sexe. De grondkleur der bovenfte
Wieken loopt van graauw tot Kaltanje-bruin,
en is fomtyds geheel effen, zonder eenige te»,
kening : die der onderfte Wieken fpeelt tus-
fchen Oranje o f Vuurkleur en Okergeel.
(88) Nagt-
D E N A G T - K A P E L L E N . Ó29
(88) Nagt-Kapel met ongepluimde Sprieten, V.
die een Zuiger heeft en gekamd is ; de Wie- ^xLin""
ken neergedrukt getand met twee zwarte H oofd-
Banden, de onderflen zwart met een witten STUIC-
■ ™ . m
Moorfchc.
Deeze, in Barbarie door den Heer B r a n d
e r gevonden, heeft de Wieken van agteren
getand,' de -voorden graauwagtig, beiden van
onderen met een fmalle bleeke Dwarsltreep.
(89) Nagt-Kapel met ongepluimde Sprieten, lxxxix.
die een Zuiger heeft en gekamd is ; de W ie • Biaauw
ken afloopende Afcbgraauw gewolkt; de on-Weeskin<^-
derjlen van boven zwart met een, blaaimagtigen
Band,
Een der zeldzaamfte en mooglyk welde al-
lerraarfle Kapel, niet van Europa alleen, mag
men deeze noemen, voor welke nu niet meer
een Dukaton, maar één of meer Dukaaten gegeven
wordt, en nog kan menze naauwlyks bekomen.
Wi l k e s geloofde, dat de’ gene,
daar zyn Afbeelding naar gemaakt is, de ee-
nigfte ware, die eenig Liefhebber ooit in Enge
(88) Phalana KtUaa fpirilinguis criftata , Alis depreflïs
dencatis, Fatciis dtiabus nigris; infèrioribus nigris, Fafcia
alba. Sj(L Kat, X.
(8p) PhaUna Koclua fpirilinguis criftata, Alis deflexis ci-
nereo nebulofis j inferioribus fupta nigris Fafcia caerulefcen-
te. MER. Eur. T. 46. WlLK. Pap. 45. T. I. a 2. Faun. Suec.
Ed. II. 1165.