Vt ,, zig daar door graauw vertoonen. Het middeq
», van ieder Wiek is wit en daar is het Oog
H oofd- „ geplaatft, dat zwart van grond is , meteen
STüK' „ [geel of] Vaalagtigen ring, [en een wit half
?aau-w-Oog.^ rjngetje daar boven]. Naby het gewricht van
„ ieder Wiek is eene iets roodagtige Band, en
„ aan het end der voorften een Vlak van die
„ zelfde Kleur. [Ik vind op de mynen die Ban-
„ den niet, maar wel een bruin roode Vlak aan
s, de tip der voorfte Wieken]. Van onderen
, , is de Kapel eveneens als van boven. Het
,, Mannetje heeft de Wieken veel meer gekamd
st of Pluimagtiger. De voorfte Wiejten zyn
9, van boven bruin rood, met een witte Vlak in
„ ’t midden, waar in het Oog ftaat, gelyk in
„ ’t Wyfje : van onderen zyn zy geel, en heb-
„ ben alleenlyk een roode Vlak aan de tippen. De
3, agterfte Wieken, in tegendeel, syn van boven
„ geel, van onderen Wynagtigrood , met eenig
j, wit rondom het Oog. De rand der vier Wieken
„ heeft een graauvve Franje Ik voeg ’er by,
dat het Wyfje drie Rynlandfche Duimen breed
is en het L y f omtrent een Duim lang: het Mannetje
anderhalf Duim breed, en het Lyfnaauw-
lyks een half Duim lang; het welk een byfter
verfchil der Sexe in grootte maakt.
De Kapel, die Taf. XX V. Fig. 8 , 9 , in ’t
Vierde Deel van S e b a , afgebeeld is, uit Nieuw
Engeland afkomftig zynde, kan geen Variëteit
zyn van de Pavonia of Paauw - Oog, ten ware
de geheele Kenmerken van die Soort, t’eene?
nemaal, verwerpen wilde, en zy fchynt veel- V.
eer tot de Paphia of andere Spiegeldraagers te x l ih t
behooren, en die Afbeeldingen , welke op Taf. Hoofd-
L lX en L X , zo voor de groote als voor de STÜtc*
kleine opgegeven, worden , zyn inzonderheid
wat het verfchil der Mannetjes en Wyfjes betreft,
en in andere opzigten, zeer gebrekkelyk.
(7) Nagt- Kapel met gepluimde Sprieten, die Vir.
geen Zuiger heeft, de Wieken uitgebreid Spy^ “o0g.
en roodagtig geel , met een paarfchagtig
blaauw Oog, dat in 't midden Piekswyze
wit geplekt is , op dezelven.
Niet oneigen wordt deeze Kapel, by fommi»
ge Liefhebbers, alhier, Spyker - Oog geheten»
aangezien het plekje, dat zy in ieder Oog der
Wieken heeft, zig byna als een Spykertje vertoont.
Anderen vergelyken het by een T of
Griekfche Letter Tau, en daar van heeft de
Kapel haaren Latynfchen bynaam. Deeze Oogen
zyn in geenen deele Venfteragtig, gelyk in de
voorgaanden, maar volftrekt ondoorfchynende.
De Kapel onthoudt zig meer in de Noorde-
lyke Deelen van Europa , dan in Vrankryk;
waarfchynlyk, dewyl het Berken - Loof aldaar
overvloediger is (*). Doktor Scopoli, niettemin
9
(7) PbaUna Bombyx eliliguis , Alis patulis teftaceis , Ocella1
fubviolaceo, Pupilla hafiata alba. AU. Stcckh, 1749. p. 130,
T; 4. f. 4. tïDDM. Diff. 61. Roes. Inf. IV. T. 7. f. 3.4 & III.
T. 68. f. 1-4 . item T. yo.f. 4 a, j ai
(*) Habitat in Europa ftigidiore ZCgt HNKA3US V3n
. i, o M i XI, Stuk, de