Beer-Rups, dat de fchoonheid van haare Kapel V.
zou evenaaren, en hoe weinig beantwoordt de
geraeene Kleur der Witjes die van haare Rup- Hoofd-
fen op de Kool aazende Ct)- Men vindt even- stuk.
wel fchoon getekende Rupfen die zeer fierlyke
Kapellen vóórtbrengen^ gelykde Venkel-Rups,
die van de Wolfsmelk , de Liguller, Jasmyn en
Oleander. Ook zyn ’er eenige weinige Kapel.
len,die nagenoeg de zelfde Kleuren hebben als
haare Rupfen. De Aalbeflen-Rups, die onder
de Spanrupfen behoort, en het L y f witagtig ,met
zwarteVlakjes zeerfraay gefpikkeld,aan de enden
en op zyde hoog geel getekend heeft, levert
immers het bekende Aalbeflen.Kapelletje ui t ,
dat van dergelyke Tekening is. Zo onthouden
zig op de Eiken ook Rupfen, die zeer fraaye
Schuitfwyze Tonnetjesmaakèn, groen zynde en
geel geftreept; en het Nagtkapelletje , daar uit
voortkomende, heeft een dergelyke Kleur.
De oirzaak van die Kleuren, evenwel is in Het Meelde
Rupfen geheel iets anders dan in de Ka- de* wieken
pellen. In de eerftgemelden fchynt het een
Vernis te zyn, waar mede de Huid gekleurd
is, ten minlte lydt het niets door het aanraaken ;
daar al die Schoonheid der Kapellen door enkel
aantallen of behandelen, hoe zagt en voorzigtig
ook gefchiedende, in veelen geheel verdwynt.
De
(|)Zo dat het geheel mis is, t’ geen A l d r o v a n d u s van
de Kapellen in ’t algemeen zegt; ftrvantque ipft colorem Eruca-
T%m e quibus ortum fuum duxérQ. De Infectis Lib. II. Cap. I.
j. De e l . XI. Stuk, H 4