■ij »ITH
N t J ■ I ■
ilH 1 l l i l ■ 11 lil
B I
ÜI s l ■ ■_ j I ■ •■: 1 1
Hl1
V.
A fd e e l ,
XLIII.
H oofdstuk
.
ftompe punten hadden, of aan het breede end
als gekarteld waren: zynde de zwarte Pluimpjes
der zwarte Vlakken , in deeze Kapel, by-
na rond. Ik twyffel dan niet, of van het Goud*
glanzige in andere Kapellen zal de zelfde of
dergelyK.e oorzaak zyn.
(9 1) Nagt-Kapel met ongepluimde Sprieten,
xci.
Gamin*.
CrieiOche
die een Zuiger heeft en gekamd is , met de
Beeiife. Wieken afloopende , de bovenjlen bruin en
met een vergulde A gemerkt.
De tekening , v welke dit Kapelletje op de
-bruine Voorvleugelen vertoont , naar een
Griekfche Letter zwe'emende , noemen fomi
migen een Gamma of y t welke Letter weinig
van een omgekeerde Lambda of a , verfchilt.
F iu s ch heeft, dezelve, verkeerd getekend. De
Kleur van dit Lettertje, dat R a y by een y ver-
gelykt, is fomtyds Goud-, fomtyds Zilverag-
tig , doch meelt wit. Het Kapelletje komt
voort van een Rups , die twee paar van de
Vleezige ofBuikpooten minder dan de andere
Rupfen, en dus. in ’ t geheel maar twaalf Pooten
I I
I M i Si ili liili
(91) Phalanx Mo8u/i fpirilinguis criflata, Alis deflexis,
fuperioritms fufcis x Aurco infcriptis. Faun. Snee. 875. Ed.
II. 1171. G oed. Inf. II. T. 21. ALB. Inf. T. 79. f. G. H.
LIST. Goed. f. 14. FRISCH. Inf, V. t. 15. BLANK. ƒ»/•
T . 8. f. N, P. REAUM. In f .il. T. 26. 27. f. 5. PET. Gt\.
ir. 64. f. 6. ROES. ïnf. I. Noö. Fhai. 5. T. 5. R A J.
inf. 163. n. 17. WILK, Pap, 34. T. 2. a 1, MER. £*r,
82. f. 78.
ten heeft, zynde een groene met volkomen V.
kaale Spanrups, met witte Streepjes, welkenu XT TIT
eens op de Averoone, dan op de Bsrnagie, en Hoofd-
door G o e d a a r t op de Salade gevonden is. STUK*
, , , Griekfche
Doktor Sc o POLI zegt, dat dezelve zig ont- umr
houdt op de Mariolein, Veldklaver, maar
overvloedig op de Kool, die ’er door verflonden
wordt.
Aanmerkelyk i s , het gene Reaumur ver-
haalt van de nadeeligheid deezer Rupfen. „ In d«r Rups.
„ ’ c Jaar 1735 was ’er een onverbeeldelykeme-
„ nigte van , omftreeks Parys , niet alleen,
„ maar ook in een groot gedeelte van Vrank.
„ ryk, gelyk van Parys tot aan Tours, in Au*
„ vergne, in Bourgogne, en elders. 2 y be-
„ gonnen met het aantallen der Moeskruiden,
,, en hebben byna alle Tuinen omftreeks Pa-
„ rys, die men de Moerajfen noemt, zo yze-
„ lyk geruineerd, dat ’er aan de Planten niets
„ meer dan de Stengen en Steelen der Bladen
„ overbleef”. Wy zullen ’er , zegt h y , derhalve
den naam aan geeven van Moeskruid-
Rupfen. Men maakte elkander wys, dat fom-
mige Menfchen ziek waren geworden, door
Slaa te eeten, waar in nog van die Rupfen zaten,
en dit, gevoegd by de fchaarsheid,deedt
weinige. Menfchen, diestyds, Slaa eeten: ja
men verbreidde , dat de Magiftraat het inbrengen
van allerley Groenten in Parys had ver-
booden: zo weinig was ’er van te vinden in de
Stad: daar de Regeering alleen zorg .had ge-
1. Deel xi, stuk, R r 5 dra