* V. Apdegi,
XLU.
Hoofd*
stuk.
Olifhant-
O r.rujh
Veranderln
VW Kleur.
,, voarften , die ongemeen klein zyn , maa.
„ kende met den Bek een lange Snuit, v/an.
„ neer de R uds zig uitrekt en aan ’t loopen
„ begeeft. Deeze Snuit heeft aan Goedaart
,, gelegenheid gegeven om die Rups te noe.
„ men de Oliphant, en andere Autheuren, ge,
,, lyk R ay, geeven ’er, om die zelfde reden, den
V, naam van het Varkentje aan. Als men de
„ Rups aanraakt, of wanneer zy gaat ruften,
, , kort zy de twee eerfte Ringen aanmerkelyk
,, in,en trekt den Kop gedeeltelyk binnen den
,, voorften , het Welk alsdan , wegens de aan*
„ merkelyke dikte der drie volgende Ringen,
„ maakt, dat het Infektzig, als ’c ware, met een
, , zeer dikken Kop vertoont” .
Een zeer aanmerkelyke verandering van Kleur
heeft, volgens gemelden Heer, in deeze Rup?
fcn plaats; waar door de Waarneeming van
■ Ro e s e t,, die dezelve voor een Spoeling der Nu*
tuur hieldt, grootelyks wordt opgefielderd.
Z y zyn in ’t eerft groen , (zegt zyn Ed.),
en worden niet bruin of zwart voor de Iaat-
•„ fte Vervelling, na welke^zy ook eerft regt
,, aangroëijen en alsdan die ongemeene grootte
bekorten Dit geeft nog meer gelegen*
heid, om dezelven van de Maskers der volgen.
<le Soort te onderfcheiden. Wilices, die deeze
Kap d the Ladies Bedjiraw • or Elepbant- Motb
•noemt, merkt aan, dat de Rups, in ‘t Water
vallende, (gelyk ZY» als men haar grypen wil,
dikwils dóet, wanneer zy zig op ’c Walftroo
bevindt,) zig op de Rug keert, en, met Kop V.
pn Staart raar elkander toe te brengen , ais zwei»* ^LII. °
mende', daar weder pit-weet te komeD. Ik heb Hoofs.
dergelyke bcweeging ook in andere/ Rupfeu STÜK*
waargenomen, als ik die in *t Water wierp.
D e G eer beveftigt de vreesagtigheid van Gedoomd«
deeze Rupfen, die op ’t minfte Geraas den Kop Pop?ea*
intrekken en zig zeer (til houden. Zy maakten
fjy hem, in klaatft van July, op. den Grond een
ibort van Tonnetjes cf Spinzels, uit Bladertjes
en korreltjes Aarde, waar in zy Poppen wier*
den , die zwart waren met helder bruin gevlakt.
Deeze Poppen , heeft zyn Ed. aangemerkt,
zyn een weinig gedoomd , of met drie ry.ën van
korte, harde Stekels voorzien , aan drie Rin»
gen van het Agterlyf ,• ’t welk eene zeer aên-
rnerkeiyke byzonderheid is. Zy beweegenzig,
op het aanmaken, ongemeen fterk en vlug,en
kwamen niet voor den Zomer van 't volgende
Jaar uit.
De Kapellen, diemen Oliphant.Onruft noemt ,
kunnen met regt onder de fchccnfte van ons
Land geteld worden. De grondkleqr van de
bdvenfte oppervlakte der voorfte Wieken, en
van het Lyf, is een fchoon geelagtig Groen
met Streepen van het heeriykfteRoozerood gezoomd
en doorweven: welke Streepen boven
op het Rorftftuk meeft uitmunten, en het on-
derfte van het Lyf is t’eenemaal Roozekleur „
zo wel als dat der agterfte Wieken, die van bo*
ven, naar ’t Gewricht toe, ten deels zwart zyn;
1. Deel,, x i . stui?»