V. anderen : byna gelyk de Motten. DePoppeü
Al?®?!" van dit Geflagt zyD altoos rondagtig, en niet
üooFD- hoekig gelyk die der Dag-Kapellen *. De
stük. ixjecften komen niet dan in ’t volgende Jaar uit,
K Zl® en dikwils bly ven zy meer dan één Saizoen over,
■ fiiladi.112. gelyk wy reeds opgemerkt hebben f ; doch
door konft kan dit uitkomen , volgens R e a u-
§ zie M. m u R , zeer veel vervroegd worden §, Even als
de Bloemen, zou men dus Kapellen kunnen
doen voortkomen op een Schoorteen-Mac tel, of
in een Broey-Kas , in 't midden van den Winter.
Kenmerken Dé Kapellen van dit Geflagt zyn, in ’t alge-
«Jk Kapellen.mee0 s zo fraay niet alsdeDag-Kapellen. Haaf
L y f is, naar evenredigheid van de Wieken,
grooter en dikker: des zyn zy ook veel logger
en minder bekwaam tot vliegen; hoewel men
’er onder vindt die zeer fnel zyn en niet ge*
makkelyk te vangen. Ongemeen groot is het
verfchil der Mannetjes en Wyfjes, in dit op-
zigt; die daar aan met alleen, maar ook door
de Kleur, veelal, gemakkelyk van elkander
te onderfcheiden zyn. Men heeft ’er zelfs
onder ontdekt, wier Wyfjes in ’t geheel geen
Wieken , of niet dan kleine (lompjes heb-
ben, tot vliegen onbekwaam : ja fommige
gelyken in ’t geheel niet naar een vliegend
Schepzel.
Vt sprieten. Het voornaamfte Kenmerk, dat de Nagt*
Kapellen onderfcheidt, zyn de Sprieten, die in
haar meer de figuur van Hoorntjes hebben; als
van den wortel, naar ’t end toe, allengs verdun*
dunnende of verfmallende en aldaar fpits uit-
loopende. Zy zyn niet geknopt of knodsagtig,
en dus aan’t end dikker, gelyk in de Dag-Kapel-
len; noch ook driekantig en in ’t midden dikft,
gelyk die der Pylftaart-Kapellen of Onruften.
Tweederley Sprieten, van dien aart,komen hier
anmerkiog , naamelyk die Pluimagdg, en
V.
AFUEBt,]
XLUl.
Hoofdstuk
.
in
* Zie
bl. 171.
die Draad- of Borftelagtig zyn, en dit laatfte
heeft ook eenigermaate in de Wyfjes der genen
plaats, wier Mannetjes de Sprieten gekamd heb*
ben *. R eaumür noemde de Draadswyze Sprieten
Kegelvormig en gekraaid, om dat zy
als uit digt aan elkander gevoegde korreltjes
of Kraaltjes beftaan.
. In de houding der Wieken is, bovendien, ee. Houding d*
Be aanmerkelyke byzonderheid. Zy ligten de- Wicken‘
zelven niet op, maar vliegende hebben zy die
meed horifontaal, en (lil zittende hangen de
Wieken neer; als zynde in demeeftenniet bekwaam
om overend gezet te worden, gelyk die
der Dag-Kapellen. De Wieken , naamelyk,
van deeze , komen, met haaren binnenkant,
onder het L y f , en die der Nagt-Kapellen daar
boven op, hetzelve bedekkende niet alleen,
maar in fommigen zelfs omvattende. Wy hebben
gezien, hoe R eaumür uit deezehoudiDg
der Wieken eene Onderdeeling van Geflagten
afleidt f , en zy geeft ook voet tot die der Ben-^.
den vah onzen Autheur, welke op deezen leeft I7S>
gefchóeid is.
ï .d e e i ,, x i . Stuk;