V.
Afdeel,
XLHI.'
H oofd»
STUK.
xxvr.
Mrniticbn,
De Non.
XXVII. Dijpar. ONnaggte-lKvkae
pel.
hoe ’er van dezelven voorkomen, die veelkleK
ner zyn , en zyn .vermoeden i s , dat zy uit
Beer-Rupfen gefprooten waren.
(26) Nagt-Kapel met gepluimde Sprieten,
die geen Zuiger vertoont 3 en de Wieken af-,
hopende t w it met zwart gegolfd^ de Sneed-
jes van het L y f Bloedrood heeft.
Volgens Wir-KEs onthoudt deeze zig, in
Engeland, op de Wilgen,. Eiken en Appelboo-
men, doch zy is niet gemeen. Zy wordt van
hem genoemd the Black Arches Moth. Doktor
Scofoli heeft haar, in Karniolie, op de Vrugt-
bpomen aangetroffen.Den ioMey des Jaars 1760,
werdt van hem het Masker o f de Rups, die
ruighaarig wit is en zwart gevlakt, op de
Schors van een Peereboom gevonden. Den
14 veranderde zy in een helder bruine Pop,
waar uit den 27 de Kapel te voorfchyn kwam;
die. Eijeren legt, welke den Winter over-
blyven.
(27) Nagt-Kapel met gepluimde Sprieten,
die geen .Zaliger vertornt; de Wieken af»
loo7
C26} PhaUna Bamtya elinguis, Alis deftéxis albis atro-un-
datis , Abdominis incifuris Sanguincis. Wilk. 19.
T. 3. M- (27) PhaUtut Bombyx elinguis , Alis defiexis; mafculis
grifeo fufcoque nebulofis, albidis lituris nigris. Syfl. Hat. X,
MER. £»r. I. T. 18. R oes. Inf. I. Noft. Phal. II. T. 3.
ÏR I s c h I»r. I. P- 14- T. 3. WHK, Pap. 20. T. 3, ? 7.
REAUM. Inf, II, T. I. f, 11*14.
hopende ; in het Mannetje graauw en v.
bruin gewolkt; in het Wyfje witagtig
■ met zwarte fchrappen heeft. 1 Hoofdstuk,
De groote verfchillendheid van Kleur der
Sexe heeft DiNNaÊüs deezen bynaam doen
geeven aan de Kapel van de Grootkop der Eiken
, die egter ook Qp andere Boomen huis-
veft. Men vindtze, in de middelfte en Zuide*
lyke deelen van Europa, op de Einden en op
de Qoftboomen. „ Men noemtze eeneTuin-
„ en Bofch-Rups | zegt F r i s c h ; om dat zy
„ niet alleen alle Vrugtboomen in de Tuinen
„ van Bladen berooft, maar ook de Boiïchen
„ niet verfchoont, inzonderheid de oude Ei-
,, ken, waarop menze alle jaaren vindt. lp
„ dit Jaar 1720 hebben zodanige Rupfen de
,, dubbelde Laan van zwaare Lindenboomen^
, die door de gantfche Neuftadt hier te Ber-
„ lyn loopt, geheel kaal gemaakt; zo dat zy
„ weder nieuw Loo f moeiden fchieten” . Ik
heb het zelfde gezien aan gehecleBofchjes van
Eiken Hakhout, in ’t midden van de Zomer.
R o e s e l merkt aan,, dat, wanneer het Weder
llegts voor ’c uitkomen deezer Rupfen en voor
derzelver aangroey gunftig is ; zy alleen in ftaat
zyn eene fchaarsheid en duurte devBoomvrug-
ten te veroorzaaken.
Deeze Autheur geeft , aan gedagte Rups, De
.deswegen den naam van de Schadelyke, Groot-
koppige , Haairige, bruine , met roode en
1. deel, xi. stuk, N d 5 blaau