A fdeel. XXXIX.
H oofdstuk.
,, digd, haar nadeelig zyn moet, door in de
,, Lugtftippen te dringen of derzelver openin-
, , gen toe te floppen? De Pop, nu, verre vaa
,, in die omftandigheid de Lugt te laaten uit-
„ glippen, fluit, waarfchynlyk, veeleer deeze
,, opeDingen, zo veel haar mooglyk i s , toe,
„ om het Zeepwater te beletten daar in door
„ te dringen.
■ ” Ik had twee Poppen van de Ligufter-Rups.
„ ’t Is bekend, dat de Poppen van deeze Soort
B e Adem-
haaling der
Poppen, in
Jt algemeen,
volkomen
beveftigd-
wel groot en dik, en dat haar Lugtftippen,
, , inzonderheid die van ’t Borflfluk, zeer open
„ zyn. Dewyl Monfr. L y o n n e t op zo-
„ danige Poppen zyne Proefneemingen had in
,, ’t werk gefield , oordeelde ik op de mynen te
„ moeten onderzoeken , of die Ademhaalden,
,, dan niet. Ik deed ’er een in Water: daar kwa-
„ men geen Lugtbelletjes uit de Stippen voort:
,, zy werden alleenlyk bedekt met L u g t, die
„ zeer kenbaar was aan den Zilveragtigen glans»
„ dien zy hadden. Schoon ik haar eenigen tyd
„ in ’t Water liet, kwam ’er geen verandering
„ in de Stippen, niettegeDftaande de Pop le-
., vendig was: maar de andere, in Water ge.
„ dompeld zynde, voldeedt my t’eenemaal.
„ Uit ieder Stip, uitgenomen de twee o f drie
„ agterflen, kwam een dikke Lugtbel voort,
„ die ’e r , eenige oogenblikken daarna, weder
„ introk, doch op nieuws daar uitging, om
», voor de tweedemaal daar in te trekken. Ik
dwong de Pop, zig met den Buik om laag
i) IQ
91
D E P O P P E N. 60
„ in’t Water té houden; in voegen, dat ik al-
„ le de Lugtftippen te gelyk kon befchouwen.
, , Toen had ik de aartigfte Vertooning die men
„ bedenken kan. Alle de open Stippen lieten
„ op den zelfden tyd ieder een Lugtbel uit-
„ gaan, die aan haar opening zitten bleef;
,, een oogenblik daarna trokken alle de Blaas-
„ jes te gelyk binnen de Stippen: zy verfchee*
,, nen wel dra allen wederom ten tweeden maa-
„ l e , en zo vervolgens. Dit Spelletje duurde
., een geruimen tyd agtereen. Is ’er reden
„ om te twyfelen, of dit geen waare Adem-
„ haaling z y , welke in zeker opzigt gelyk is
„ aan de onze en aan die der groote Dieren;
„ uitgenomen dat zy door een ander flag van
„ Werktuigen gefchiedt? De uitdryving der
,, Lugt door de Stippen is zekerlyk een Uitade-
„ ming, en de inhaaling derzelve, dpór die zelf-
„ de Stippen, kan niet dan een Inademing zyn.
„ De Lugt gaat dan door de Stippen der Pop.
,, pen in en komt ’er uit op de zelfde manier,
„ naar ’t my toefchynt, als zy in onze .Longen
, , getrokken en daar wederom uitgedreeven
„ wordt. Deeze Proefneemingen fchynen dui-
,, delyk te doen zien, dat de Poppen niet al-
„ leenlyk Ademhaalen, maar dat bovendien
„ deeze Ademhaaling verfchillende is van die
„ der Rupfen, daar in, dat de Lugt inkomt en
„ uitgaat door de zelfde Werktuigen, naamelyk
„ de Stippen.
De Heer d e G e e r dit zelfde ondervonden
L De e l . XI. Stok, E 3 heb«
V.
A fd ee l .
XXXIX.
Hoofdstuk.