A fd ee l .
XL.
H oofdstuk.
i 6 2 B e s c h r y v i n g v a n
,, terlyf als aan die van’t Borftftuk, gezien ( * ' ,
,, en ik heb de Proefneeming meer dan eens
, , herhaald , om daar van wel verzekerd te
,, zyn. Somwylen kwamen uit ieder Lugtftip
„ drie Draaden voort; op andere tyden heb ik
j, ’er niet meer dan twee kunnen onderfchei-
„ den. De Lugtpypjes, derhalve , die aaa
„ de Huid van de Pop blyven zitten en ’er
„ niet dan met hun ééne end aan vaft zyn,
„ hebben weezentlyk tot binnen in de Ka-
„ pel doorgedrongen : want , na ’er geheel
„ uitgehaald te zyn,zweeft het andere end los
„ en vry R e a o m u e fchryft, dat de Draaden
van de eene Lugtftip zig met die van een
andere vereenigen, doch hy moet ’er zekerlyk
de Stippen van de Pop en Kapel door verftaan
hebben.
„ Deeze aanmerkelyke Draaden , welken de
„ Kapel agter laat, wanneer zy uit de Huid
j , van de Pop voortkomt, zyn dit de geheele
j, Lugtpypjes, of zyn het niet dan de inwendige
Huid der Lugtpypen van de Kapel?Het
, , is waarlchyDlyk dat de Lugtpypen, zo wel
„ als de andere Lighaamsdeelen , eene veran-
„ dering moeten ondergaan , in de Geftalte.
, , wiffeling van de Rups , waar door zy tot
een
(*) Dit zou wel eenigzins tegen het voorgaande, zo even
bygebragt, ichynen te ftryden ; doch ’t is blykbaar dat de
Heer d e G e e r geen andete Lugtgaatjes op het Borftftuk
erkent, dan die twee op dat Halsagt/ge gedeelte, het wdlc
den Kop en 't Borftftuk famenvoegt.
de K a p e l l e n . 163
0 een Kapel wordt , en dat dezelven inwen- V,
„ dig van Huid moeten verwiffelcn, byDa op
,, gelyke manier , als de Maag der Kreeften Hoofd.
„ by elke Vervelling wordt vernieuwd. Ik ge- STÜK*
,, loof dan dat deeze Draaden de inwendige
„ Huid der Lugtpypen zyn” ( f ) .
,, Het gene de Heer R e a cmür niet fchynt
,, op te merken, wegens den uitgaDg der Draa-
,, den of afgeftroopte Lugtpypen uit het L y f
9, van de Kapel; heeft hy zeer wel waargeno-
,, men in de Infekten, die den naam van Juf»
„ fers draagen. Hy heeft gezien dat ’er Draa-
, , den, witte Koordjes, in de Geftaltewiffe-
,, ling uit de Stippen van het Juffertje getrokken
, , worden. Deeze Infekten, zegt hy , leggen
„ die Koordjes, die Lugtpy pen a f , als voor
„ haar van geen gebruik meer zyn de. Zou het
,, niet veeleer een waare Vervelling der Lugt-
„ pypen zyn ? Want de Juffers, zo wel als
„ de Kapellen, blyven nog Ademhaalen door
„ de Stippen van het Borftftuk, even als zy
„ deeden in de ftaat van Nimfen en Wormen.
Van de Deelen der Voortteeling, die in by- ingewandov
zond ere Kapellen eenigermaate verfchillende
zyn, reeds in ’t algemeen gefproken hebbende,
gaa ik thans over tot de andere inwendige
Deelen of Ingewanden. Alleen zal ik nog kor-
( t ) Sw a m m e k d a m heéfc zulks in de Verveningen van
den Worm der Rhinofter-Torrén ook waargenomen. Zie zytf.
Werk genaamd Bytel dsr Natxare I. D E )i i* Ijlasfe. }oy,
L a