V. Kapellen in ’ t algemeen. Zeer langduurig moet
jiec Leven van deeze Infekten zyn, by dat vas
H oofd- de Nommer-Kapel, de Paauw-Oog en;. andere
stuk. Dag-Kapellen te vergelyken: want het duurde,
h^ va” 18" bovendien, omtrent vyf;Weeken, eer de Ka-
haatLeeven. pej j5y my; uitkwam : zegt R e a UMDR.
; ” Uit deeze Rupfcn (vervolgt hy ) komen
„ Dag - Kapellen voort , van middeimaatige
, , grootte, die zeer aarcig zyn. Het bovenfte
, , van derzelver Wieken, dat is te zeggen de
„ Oppervlakte, die voor ’t gezigt verborgen
, , is , wanneer zy dezelven overeod houden,
t (',ulcar „ is bleek Oranje + ; maar het onderfte is als
T*u » gegalonneerd met Banden van Oranjekleur en
„ bleek Geel, die met zwart en bruine Stippen
„ gepointilleerd zyn; maakende dus een foort
„ van Speldewerk of Borduurzel, dat fraay is
„ voor ’c Oog” (*).
CXXXVIIl.
Taphia.
Gevlamde
Paarlemoer-
Kapel.
(138 ) Nimf-Kapel, dit de Wieken getand en
' Oranjekleurig heeft met zwarte Vlakken;
van
(* ) Het fchynt eenigermaate twyfelagtig, of dit de zelfde
Kapel zy , welke van L inn.eus bedoeld wordt, volgens de
Afbeelding van Roesel : ook heeft Geoïfroy deeze van
R eaumur tot het Hooybeeftje betrokken, dat egter, dewyl
hetzelve van boven Oogjes en van onderen geen Banden heeft,
nog minder ftrookr. De Rups, ook, van het Hooybeeftje, is
glad en groen geftreept. Zie bladz. 27S hier voor.
(rjg) Papilh> Nympbalis Alis dentntis fulvis nigro-uuciila-
tis, fubtus lineis Argenteis transverlls. Syfl. Nat. X . Impori-
tor. Faun.’ Su/c. 779, PET. Muf. 3 J. N. gil. ROES. It.f. I.
Pap. 1 , T. 7. RAJ. Inf. 119. N.+. WlLK.Pap. 37, T. * .* 7 .
£
D.E D A G - K A t E L L E W. 3^3
van onderen met Zilveragtige dwars. ^
Streef en.
Hoofo-
D-eze Kapel, die men hier te Lande wel STÜK*
■ w v ' ' j - PaartemtcT,
de Duitfche Paarlemoer noemt, om dat z> in
deeze Provhiciëu niet voorkomt, heet by G £-
o f f ro y le Tabac d'Efpagne; even of de Kleur
der Wieken, van boven,, meelt naar Spaanfche
Snuif geleek, ik kan, egter, zulks in de my-
nen niet befpeuren, en R o it s e l , die een zeer
goed kenner der Kleuren was , geeft ’er den
D?am aan van eene regt bevallige Oranje-geele
grondkleur. De Zilverglanzige Streepen, die
zy op het fierlyk bleekgroen der agterfte Wie-
ken, aan de onder-zyde , heeft, billyken de
benaaming van Gevlamde Paarlemoer-Kapel, in
onderfcheiding van de anderen die Zilvervlak*
kig zyn.
R o e s e l brengt verfcheide redenen by »Kortheid
, ,r ,1 van Leven,
waarom de Rupfcn van deeze Kapellen zo
zeldzaam gevonden worden , niettegenrtaande
zy op de Brandenetelen aazen. Eene derzel*.
ven is , dat zy zig ia "de Boflchen onthouden;
doch wel de voornaamlte ,naar’t my toelchynt,
de kortheid van haar Leven: alzo ’er, in ’cwarm-
Re van de Zomer, naauwlyks veertien Dagen
van dat de Rups uit het EycjG komt , tot dat
zy ip een Pop veranderd is, verloopen. Zy
zyü zo dik niet als die van de Nommer-Kapel,
doch langer en met veel langer getakte Dooreen
gewapend. Hy noerntze de èenzaame ,
y 4 brui»