V. aanzienlyke vreemde Rups, waar van hier ïo
XXXVIII 4 , uit myne Verzameling, Levensgrootte»
Hoofd- de Afbeelding is gegeven, ftrekt tot een uit-
stu k . muntend Voorbeeld van de Geftalte der Getak»
Tf;^ X*Xiy' te Doorn-Rupfen. De Stekeltjes, ieder op zig
zelf met een Vergrootglas befchouwd zynde,
vertoonen zig als een Potlood- of Roodaard-
Pen; geel van ftift, bruin en zeer fyn van pust.
Ik heb . ’er nog een, van niet minder dikte,
waar in de Stekels alleenlyk met korte Haairt-
jes bezet, dik en ftomp aan ’t end zyn, vier
op ieder Ring. De Doorn-Rupfen der Brande-
netelen zyn in Europa gemeen.
RuigeRup. De allergemeenfte Rupfen, eindelyk, ten
fen- minde in ons Wereldsdeel, zyn de genen die
men noemt Ruige o f Haairige, alzo haar L y f
geheel of ten deele met eene digte Haairagtig-
heid is bezet, die hetzelve niet alleen op ’t
Oog, maar ook op ’t Gevoel , ruig maakt.
Onder deeze vindt men ’er met zeer kort Haaïr,
als of zy gelchooreu vroren, dac in eenigen hard
is, in anderen zo zagt als Fluweel; hoedanigen
men ’er ook met lang Haait heeft, dat het L y f
t’eencmaal bedekt of verbergt. In fommigen
zyn de Haairtjès, zeer zigtbaar, als by trop.
pen , geplaatft, die een foort van Aigretten
maaken, voortkomende uit ronde Knobbeltjes,
waar van ieder z ig , door een Vergrootglas,
vertoont, als o f ’t het end van een Gieter wa.
r e , die Waterftraalen doorlaat. Het grooter
of kleinder getal van zulke Knobbeltjes, op ieder
Ring,
Ring, maakt dan de Rupfen meer o f minder V.
ruig. Het Haair ftaat in eenigen regt op , in ^ Y vtrr
anderen agterwaards, gelyk in die, welke men Hoofd.*
de Beer*Rups noemt; in eenigen is dat der SfVti
voorde Ringen voorwaards geftrekt, dat der
agterfte Ringen agterwaards: men vindt ’er
ook, waar in de Haairtjès van een zelfde Knobbeltje
verfchillende rigtiugen hebben: gelyk in
een groote Soort van Rupfen, op de Ypeboo-
men voorkomende, blykbaar is. Een der gemeende
Rupfen, doch niet groot, heeft de
Haairtjès op ieder Knobbeltje van verfchillende
laogte en Koleur. Om van meer andere
byzonderheden, die byna oneindig zyn in de
verfchillendheid van langte, plaatzing, enz,
der Haairtjès, geen gewag te maaken.
Wy geeven hier de Afbeelding van een fier-
lyke Rups, veel naar de RiDg-Rups gelyken.
de , doch veel grooter en fraaijer, welke door
den Heer G. P h i l i p s , die mede aan de Plaa-
ten van dit Werk Bezig is , op zekeren tyd
in ’t Haarlemmer Duin gevonden is op zeker
Kruid, en daar op door hem naar ’t Leven, gelyk
veeie anderen, zeer fraay gefchilderd, waar
van de Aftekening in Fig. 5 hier nevens gaat:
zynde het tot nog toe onbekend, welk een
Kapel deeze Rups uitlevere.
Omtrent het verfchil der Kleuren, dat zo yetfchu V?J|
aanmerkelyk in deeze Infekten is , moet menKlcur*
met; veel oplettendheid te werk gaan, om de
Soorten, niet meer dan noodig is , te vermenig-
I. De e l , xi. Stuk, B $ vul