V. Wieken * doen haar , eenigefmaate , naar de
kleine Aurelia gelyken; doch' van onderen is
H oofd- de tekening meer niet die van de Diftelviók
- ,sTU!V overeenkomÜtg, wegens het fraaije Netwerk»
hL dat egcer hier.éen geheel andere, naathlyk een
bruine Grondkleur heeft, met eenige gteele ,
Oranjekleurige en bleek purpere Vlakken.
cxxTiv. ( 134) Nimf*Kapel; die de Wieken getand
zwamgtige, beeft en brütnagtig, van boven en onderen
met een witten Band, die op dé
‘voorfien afgebroken is.
f N ■. ' ' ' . i
R o k s e l heeft Rupsjes van driederley Kleuren
ontdekt, welke dit Kapelletje uitleveren,
dat een weinig grootèr dan hét voorgaande is
en van boven zwartagtïg graau'w , met witte
Vlakken gebandeerd. Naby den rand loopt
door het Zwart een Oranjekleurig Streepje.
Van onderen is hét Netwerk gèel o’p een bruid*
rooden Grond, én door hetzelve loopt een witte
Band. De ééne Rups was zwart, gélyk dié
van het voorgaande ; de andere hadt zwarte
Streépen overlangs' op een geelagtigen Groud ;
1 dé derde was graauvv fdocb allen hadden zy een
Oranjekleurige Streep aan beide zyden van hrtet
L y f.
De DootneD ,-vafc dceze Rupfen ,zyn ih eVen
de
(,34) Papitio Nympialïs Alis dentatis fubfifscis ,'Fafcil
utririqüe slba, [Jiijnoiib»» inteirupti. R o e s . In/. I. Papi. I
^ T. 8. f. 6. 7.
•de zelfde orde gefcbikt, als men zulks waar- V. ,
reemt in de meefte Gedoomde Rupfen. De
tweede en derde Ring, agter dén Kop, hebben Hoofd-
ieder vier Doornen: alle de volgende Ringen,
tot aan denlaatften, ieder zeven, en op dee*«;.
zen laatften telt men ’èr wederom vier : doch
in plaats van de twee Doorntjes, die in de anderen
gemeenlyk op den twaalfden Ring, welke
deStaart uitmaakc,ftaan,heeft deeze Rups,
zo wel als die van de voorgaande Soort, 9p
den Kop twee aanzienlyke Doornen,die haar,
niet onaartig, Gehoornd maaken. Haare Verandering
komt met die der andere Gedoomde
Rupfen overeen, en de Rups verfchilt weinig
van die der Kleine Aurelia; hoewel zy geen
Verguldzel of Gouden ,maar in plaats van dien
witte Stippen heeft. De Rupfen van deezc
Kapelletjes leeven, als gezegd is , op de groo.
te Brandenetelen in gezelligheid.
(1 -je') Nimf-Kapel, die de Wieken getand eit cxxxV.
■ bruin met roodagtige Vlakken heeft, van wit geban»
mderen met twee Banden van Vlakken, dfiClda’
die witagtig zyn.
Dit is een Europifchc, zo wel als de voorgaande
en volgende Bonte Manteltjes. Die van
PimvER was omftreeks Cambridge gevangen.
(13Ö)
f13;) Papilio iïytnphxïts Alis dentatis fuscis tefiaceo-ma-
eulfttis , fabtüs Faïêiis dutibns Macularurtt albidamnt. F F.
Vaz. T. 16. f. xo. R A J. Ir/. 12 1. N. 12,
I . Deel. XI. Stuk. Y