744 B E S C H R Y V I N G V A K
V. dood te bewaaren gaat het Zwart weg, en iu
^ • p l a a t s van dien wordt het Verguld,
H oofdccxciir
^293) Mot, die ie Wieken zwart heeft, met vier
Wiihfiu. Zilveragtige kromme Banden , den twee-,
den rpgt.
ccxciv. (294) Mot, die de Wieken-.geel heeft, met, vier
Zilveragtige Banden, den derden van boven
Vorkagtig.
ccxcv. C-95) Mot, die de Wieken wit heeft, met twee
Zilveragtige Streepen, de agterjle gegolfd.
ccxovi. (296) Mot, dig de Wieken zwart heeft, dpidl.
'Scht"u.r‘ midden geel; een Streekm twee lynen
overlangs, en drie Stippen, Zilverkleurig.
Het Rupsje van deeze Onthoudt zig, op de
gezegde manier, in de Bladen der Beukeboo-
men : des kan men het noemen de Beuken*
Mot.
(297)
(293) That.cna Tinea , Alis nigris Fafcïis quatuor Argenteis
arcuaris; fecunda recta. Faun. Suec . 899 £d. II.: 1403. n
Gcthl. 260.
f294) Phalana Tinea , Alis flavis, Fafciis quatuor Argenteis
tertia fuperne bifida. Faun. Suec, 904. Ed. II. 1404,
(295) Phalana Tinea, Alis albis, tineis diiabas Argen.
teis, jrafticisque undatis. Faun. Suec. 903. Ed. IX, 1399.
• (296) Phalana T in e a , Alis nigris, Difco flavis; ftrigd ü
neisqué du'abus longitudinalibus teis. Phalana Fagi. , PuniSHsque tribus aigenJ I t . Scan. 112. Faun. Suec, Ed. I I , 1409.
d e N a g t - K a p e l l e n . 745
(297) Mot , die de Wieken zwart verguld V.
heef.t 9 met negen rZr-i 7l ver ag.vt ige verheven,A XfdLeIeIIl,«'
Slippen digt aan den Rand. H oofdstu
k .
Dit, het welk een der allerfierlykften v a n ^ ^ f '
deeze Mot-Kapelletjes is, heeft L inn^eus
aan de de gedagtenis van den vermaarden Roe-
s e l toegewyd. Het Rupsje is in de Bladen
van den Appelboom gevonden.
i (298) Mot, die de Wieken verguld heeft, metccxcvui
zeven Zilveragtige Stippen, waar van de khpiia.
tweede en derde vereenigd zyn.
Het Masker van deeze is in de Elzebladen
waargenomen, door den Heer d e G e e r .
(299) Mot, die de Wieken Zilveragtig^heefi, ccxcix.
■ van agteren bruin verguld , geflaart en trvlla-
met een zwart Oogje aan 't end getekend.
Ongemeen klein is dit Beeflje, dat de Sprieten
zo lang als ’t Lyf heefc, zynde te Stok-
" holm
(297) Phalana Tinea,, Alis nigro-auratis punêtis novem Argenteis,
convexis , fubmarginalibus. FRISCH. In [. in . p 31.
T. 4. DE GEER. Inf. 1. T. SO, f. ^0-12. Faun. Suec. Ed. II,
I+od.
£298) Phalana Tinea, Alis Aoratis 5 Punflis feptem Argen*
teis; fecunda terdaqué connatis, DE GEER. In f. I. T. 31.
f. 11. 12. Faun. S«ec. Ed. II. 1407.
(299) phalana Tinea, -Aiis Argenteis, poftice fuico-Autatis,
caudaüs, Ocello terminali atro. S y fi, Ka t. X. Faun, Suec.
Ed. II. 1411.
I. Deel. XI. Stuk, A a a 5
■
'im