236 B ï s c f l ï ï v ' m e t a k
V. Men fchynt deeze Kapel,in Sweeden ,njet ge„
XLV had te hebben : ten minfte maakt L m n .® uê
H oofd- ’er geen melding van.
STUK.
W I T T E D A N A C JS -K A R E L L E N .
Van deeze Bende , die asn de ongetande
Wieken, en de gedaante van de geheele Ka-
pel, gelyk uit de zogenaamde Witjes blykt,
kenbaar is , bellaar de eerfle Onderdeeiing in
de genen die wit of witagtig,ja zelfs geel zyn;
de andere in de genen die, op roodagrige en
andere Koleuren , met veelerley Vlakken en
een fïerlyke Tekening praaien, meeft Ooft- en
Weftindifche Kapellen. De Witte maaken
/ dan den Eerden Rang in deeze Bende uit, de
Sierlyke den Tweeden.
Anacaldii DanSus-Kapel , die de Wieken ongekar•
Acajou- teld, hoekig, uit den groenen witagtig ,
aan ie tippen bruin beeft, de agterfien
met twee Oogjes.
By M e Ria n is een Kapel afgebeeld, wier
Rups, zig onthoudende op de Boomen, die de
Acajou , gemeenlyk Casjou-Appelen genaamd, in
de Weftindiën ,draagen, volgens haar Wollig wit
is , met JaDg omgeboogen Haair op zyde. De
voorde \\ iekeD hebben, van boven, twee blin«
de
(>6j Fnpllh ZW s ,A lis integetrimis angulatis
* J1 IS aP‘ce -utcis , pofticis Ocellis duobus, M, L.
Sur. XVI. T
vicefcente
ü. Mi r »
b e D a c - K a f e l l e n . «37
de Oogjes aan den agterracd; de agterften aldaar
twee dergelyken, èn zyn aan den hoek by 't
Agterlyf hoogrood.
I (57 ) DanauS'Kapel, die de Wieken ongekar•
teld , rond van rand en wit heeft, met
zwarte Meren.
Ik weet niet, waarom men dit meer den naam
geeft van zwart geaderd, dan aan ’t gemeene
Witje. Ook is my de benaaming van Gafé,
welke ’er G eo f f roy aan g e e ft, om dat
de tekening der Wieken naar Gaas gelyken
zou , zeer oneigen: dewyl anderen dien naam
met ongelyk meer regt verdienen. Ik noem
het liever ongevlakt of geheel wit; want daar
in verfcbilt het allermeeft van de gemeene, en
men tyteit hetzelve doorgaans met den naam
van het Duitfche Witje, als zeer zeldzaam, indien
ooit, voorkomende in de Nederlanden of
in Holland: terwyl het in Duitfchland zo gemeen
is , dat door de Rupfen van hetzelve al»
daar, in fommige Jaaren, geheele Boflchen worden
kaal gegeten, en het Geboomte zo deer-
lyk gehavend, als of de Zomer, oogenblikke.
lvk ,
(sr) Papilio Eanaus Alis intcgerrimis ïotundatis «Ibis,
vcnis nigris. Faun.Suec. 79^. Gothland. 382. A I. D R ov•
Inf. J4.6. f. 6. MEK. E ur. ï. t. 3J. M o u ï ï . Inf 103.
R e a u m . Inf. II. T. z. f. 9 , 10, PET. Muf 33. n. ï« r.
DE G E ER . Inf. I. T. 14. f. 19,20. R a J. Inf l i j . n. f.
R o es. In f I. p. 2. T. 3. A l b i .n. Inf II. T.*. W iL it ,
Fnp. 49. T. 2. a. 1.
ï. De e l» XI. Stuk,
Afdeel; XLI.
Hoofdstuk.
l v i l
Cratagi.
Duttfch
Witje.