V. De Rupfen, die men thans Maskers f der
XXXVIlï kapellen Eoem!: j fchynen onder de Ifraëlieten
Hoofd. bekend te zyn geweefl: by den naam van Ga»
STUK• zam, dien Rabbi David afleidt van ’t Woord
t Gazaz 5 dat affnyden of affcheeren betekent (*).
Papiiionum Bezwaarlyker zal men den oorfprong vinden
van 5t Griekfeh Woord , dat voor een
Rups fchync gebruikt te zyn door T h e o .
p h r a s t ü s , en van P l i n j us ook daar voor
genomen wordt f f ) , ’ t Latynfch woord Eruca
leidt T u r n e uus af van branden (Urere) , om
dat door deeze Infekten het Gewas als ver-
fchroeid wordt: het welk de ondervinding niet
dan te dikwils leert. Sommigen hebben zelfs
Uruca gefcbreeven; doch, dat het Eruca moet
zyn, blykt onder anderen uit C o l o m e l l a ,
die haar den bynaam van Hitfut<z, dat is Ruig
e , geeft. O v id iu s fchyntze begreepen te
hebben onder den naam van Veldmotten, die
egter, gelyk A l d r o v a n u u 5 i.c regc aamnerkc,
op alle Rupfen geenszins toepaflelyk is. De
Nederduitfche naam fchynt met den Arabifchen ,
Riapfa , zeer overeenkomftig te zyn. Men
noemtze ook Rijpen of Rypen, en de Duitfchers
Raupen, de Italiaanen Rugci of Brucho , de
Spanjaarden Oruga. De naam van Cbenüles,
dien
(* ) ’t Woord Gazam is ook Rups vertaald. J o e l I. v.
(f.. en A moï 4. v. 9.
( f ) Erucae, dirutn animal , erödunt frondem ■ ■ 1. r. ,
alite florera, ■ ■— ac depaftam arborem turpi facie re-
linouunt. Libr, XVII. Gap. 2+.