V. hebbende in de Pop van een Gehoornde Rups
XXXIX*rnet 8roote 8ee^e Vlakken, die op het Walftroo
Hoofd- leeft, nam vervolgens de Pop van de Ligufter-
stuk. Rups tuffchen zyne Vingeren , en bevogtigde,
met een Penfeel, een der Stippen met eeh
groote Waterdruppel. Op ’t oogenblik kwam
een Lugtbel te voorfchyn, die ’er by herhaa*
Hogen in- en weder uitging; het welk ook met
de andere Stippen gebeurde. Eindelyk Zeepwater
neemende, openbaarden zig ook eenige,
doch zeer kleine Lugtbelletjes.
” Ik ben verzekerd, (zegt zyn E d .) , dat al-
„ le de genen , die deeze Proefueemingen op
,, meer dan ééne Pop herhaalen willen, een
„ dergelyken uitflag zullen hebben, ’t Is noo-
„ dig, dat men zig niet tot ééne Pop bepaale:
„ want men ontmoep ’e r , hoewel zeldzaam,
„ die geen Lugtbelletjes in’t Water uitgeeven;
„ gelyk dit my gebeurde met dc ééne der twee
„ Ligufter - Poppen. Miffchien bevinden zig
3, zodanige Poppen in eenige ongefteldheid;
„ miffchien hebben zy eenigGebrek; zodatzy
3, de Lugt niet met genoegzaame kragt door de
„ Stippen kunnen uitdryven, om Lugtbelletjes
, , te maaken in het Water. Doch de oorzaak
,, van een zo buitengewoone uitwerking is ons
, , niet noodig te weeten; daar ons voornaam-
„ fte doelwit was te onderzoeken of ’er een
„ Ademhaaling in de Poppen, in ’t algemeen ,
„ plaats heeft.
” By deeze gelegenheid kan ik niet met ftil-
» zw y
zwygen voorbygaan , dat de Heer M u s -
s c h e n b r o e k my de Eer gedaan heeft,
van my verfcheide fraaye Proefneemingen ,
, , door zyn Ed. op de Ademhaaling der Pop-
,, pen in’t werk gefteld, mede tedeelen. Sotn-
3, migen van deeze Proefneemingen beveiligen
3, die door my bygebragt zyn; doch anderen
, , fchynen aan te duiden, dat eenige Poppen
„ zonder Ademhaaling, tenminfteeengeruimen
, , tyd , kunnen leeven. Hy heeft my, edel-
„ moediglyk, verlof gegeveD, om myn voor-
„ deel te doen met zyne Ontdekkingen over
,, dit Onderwerp: maar voorenaleer die aan de
„ Wereld voor te draagen, zal ’t noodig zyn ,
„ dat ik myn eigen Waarneemingen verder
, , voortzette, ’t welk ik niet naalaaten wil by
„ de eer fte gelegenheid te doen. Inmiddels
„ vereifcht myn pligt, dat ik dien grooten Na-
,, tuurkundigen, in ’t openbaar, myne Dank-
„ baarheid betuige, daar voor, dat het hem
,, geliefd heeft, my deelgenoot te maaken van
„ zyn geleerde naipooringen in de Natuurlyke
, , Hiftorie ( * ) ” .
Na dus, in ’£ breede, gefproken te hebben
van de Ademhaaling, zal het tyd zyn om over
te gaan tot eenige Byzonderheden in de Verandering
der Rupfen in Poppen, die byna onbe-
grypelyk zyn. De Geftaltewiffeling, hoegroot
ook, is zo verwonderlyk niet, dan dat men eeni
V.
A f d e e i .
XXXIX.
Hoofd.
stuk.
Poppen die
zig t’onder-
fte boven
ophangen.
Pl. LXXXV.
Fir. I.
(*) Mem. poïir l’HiJf. des Inf. par.Moaf, DE GEER,
Tom. I. Stokh. 1752. pagi 4+.
1. De e l , XI, Stuk, E 4