V.
Afdeel.
XLI.
Hoofdstu
k .
cix.
JLampetid.
§
ex.
Iris.
Duitfehe
Weerfchyn.
ten Band, uit zeven Vlakken beftaande; op de
agterften zeven ovaale Vlakken, die zwart zyn
met een witten Oogappel, binnen den agterften
rand.
(109) Nimf-Kapel, die de Wieken gekarteld
beeft, de voorjlen bruinagtig met eengee*
len Band, de agterjlen van boven met zes
Oogjes.
Van deeze zyn de Oogjes, binnen den agterften
rand» aan elkander gefchakeld.
( 1 10 ) Nimf-Kapel, die de Wieken eerdgermaa-
te getand en van onderen graauw beeft,
met een 'witten afgebroken Band aan beide
zyden ; de agterjlen van boven met, één
Oogje.
Aan deeze, die wy de Duitfche Weerfchyn
noemen, geeft men, in ’c Latyn, den naam
van Regenboog-Kapeï , wegens de verandering
van haare Kleu r, die tot verwondering ftrekt
voor den aanfchouwer; hoewel men thans on-
derftelt, dat de oorzaak daar van geheel na-
tuurlyk en gemakkelyk te begrypen is. Behal
(109) Papili o Nymphalis AÜs crenatis; Primoribus fttsccs*
centibus Pascia flavi , pofticis fUpra Ocellis fex. M. L. U.
Syft, N at. X .
(110) Papilh Nympkalis Alis fubdentatis fabtus grifèis; Fas*
ci3 utrinque alba. interrupta; Pofticis fupia uniöcellatis. Syjl,
Nat. X . Papilio Iris R ichter. Muf. 335. Roes. lnf. j ,
T, 42» R a j . lnf. u t . N. z. WiLK, Pap. 63, T. I * 2.
/
halve de breede witte Banden, die de Wieken V.
, A . . . . a A fdeel.
wederzyds doorloopen, de Oranjekleurige üo. ^LI
gen van binnen met zwart en veelerley andere Hoofdd
< STU IC
tekening, zo aan den onder- als aan den boven-
° b j , Duitscbe
kant, heeft deeze Kapel dit byzonders , dat de IVeerfchyn.
bovenfte Oppervlakte der Wieken zig geheel
anders vertoont, naar dat men die tegen ’t Licht
befchouwt, ja fomtyds de eene Wiek donker
graauw; de andere van het fchoonfte Hemels-
blaauw. Indien men zig biDDenshuis met de
Rug naar hetVenfter keert, en houdt de Kapel,
fchuins, met den Kop 'naar zig toe, dan vertoont
zy zig geheel blaauw ; doch, de Kapel
anders om houdende , geheel bruin, en dit heeft
ook plaats, als men zig omdraait naar het Licht;
wanneer alleenlyk de Kleuren veel levendiger
zyn (*). Regt nederwaards, en niet fchuins,
daaropkykende, isdeKleurPurperagtig of Violet,
en, de Kapel van de zyde befchouwende,
de eene Wiek blaaüw , de andere bruin. Men
heeft ontdekt, dat de Pluimpjes of Schubbetjes
der Wieken ten deele blaauw, ten deelc graauw
zyn, en beurtlings op ryën zodanig tegen elkander
op geplaatft, dat in de eene houding
enftand zig alleenlyk de blaauwe, in deandere
(*) L e d e r m u l l e r zegt, dat, door zig naar het
Venfter om te draaijen , terwyl men de Kapel met den. Kop
naar zig toe l>lyft: honden , het blaauw in bruin verandert:
doch ’t is blykbaar, dat zulks tegen zyn eigen verklaaring
van dit Verfchynzel ftryden zou. Zie Amuf. Microsctp. p.,
II». T. XHK..
PEEL. XI. STUK. V 3