A fdee bende alle de Wieken van boven digt bezet
XLIII. * met dvcarfe gegolfde bruine Streepjes.
Hoofd*
stuk. Deeze, niet minder klein , komt van een
Rupsje , dat op de ruige rondbladerige Wilgen
aaft, die men in de Duinen vindt.
(165) Spanrups-Kapel, die Draadboornig is,
hebbende de Wieken egaal zwart, met
een gemeene geele gekartelde Plek op ’t
midden:
Deeze Indifche heeft, bovendien, het Lyf
geel.
CLXV.
flayeolatd.
Geelvlak.
ji/hlu Spanrups - Kapel, die Draadboornig is,
Geket- ' hebbende' dé Wieken egaal bruin, mét
‘witte- langwerpige vereenigde Vlakken.
Op de voorde Wieken van deeze, ook uit
de Indiën afkomftig, zyn aan den binnenkant
twee Vlakken en op ’t midden zes, die te fa-
ipen loopen ; op de agterden zeven Liniaale
Vlakken, die vereenigd zyn.
ïl^ ci*' ^ kaD ^'er ’ dunkt my, plaats geeven aan
fig. 9. ‘ de befchryving van dat fraaije Kaapfche Kapelletje,
"t welk my door den Heer B u r m a n
uit
Srrigis confeitiffimis transfér fis, undulatis, fufcis, Uddm,
Vtjf. 71. Faun. Sutc. Ed. IX. 1:7a.
(165) Gumctra feticornis , Alis nigris concolori.
bus 5 difcaT coxnmuni flavo crenato. M. L. ü. Srft. Kat. X.
(166) PbeUna Gcemetra feticornis , Alis fufcis concolori-
.iius, Macuiis albis oblongis coadunatis.il. L. U. Sjft.Kat.X.
uit een Laadje, onlangs van de Kaap de Goede y.
Hoop ontvangen , ten dien einde is v e r f t r e k t , A fd e e l .
en in Fig. 9 afrebeeld De Grondkleur van Hoofd*
hetzelve is als Roodaard , gelykende naar die s t u k ,
van de Paauw-Oog Dag-Kapel: de Vlakken zyn
w it , meeftal met, zwart gezoomd : doch de
onderde Wieken zyn angevlakt, uitgenomen
aan den Rand, en anders omtrent van de
zelfde Kleur als de hovende.
(167) Spanrups-Kapel, die Draadboornig i s , c lx v ii.
. bobbende de Wieken witagtig met rondag- %a.
tige zwarte Vlakken , de voorfien met gee- Uiltje."
le Streekén.
By alle Authëufen, byn'a, is dit Kapelletje
bekend, dat meest op allerley Soorten van Bes-
fenbeomen, doch ook op -de Wilgen,^Amandelen
en Sleepruim wordt gevonden. Het levert
een voorbeeld uit van die Kapellen, welke
ömtrenc eveneens getekend en gekleurd'
zyn, als de Rupfen, waar Ét zy voortkomen.
.Deeze Rupfen, (zo wel als de Uiltjes, aan de
genen, die Tuinen hebben, genoegzaam bekend,
} hebben de eigenfehap van levendig, tegen
(167) phalana Geomelra feticornis, Alis albidis JMSciiüs
rotundaris nigris; anticis ftrigis iuteis. Fatm. Snee. 849. Ed.
II. 1261. M O O I f . Inf. 96. N. 10. M E E , Ettr. I. T . 09.
Jonst, Inf. 84. N. tb. T. 6. ALB, Inf. T. 43. f 71. Goed.
Inf. 1. T. 36. F R I S C H. In f III. T . 2. LIST. Onett. f. 9.
Roes. In f I. Phal. 3. T. a. Blank. Inf T. 7..f, E. K.
"Wilk . Pap. 42. T. 5. a. j, Raj. Inf. 178, n, is.
I. Deel. xi. Stuk. V v 3