V.
Afdeel.
XLIII.
Hoofds
tu k .
Vogel-
drek je*
PL. XCI1.
Fk- id.
CyCnoCsLbait.e l- •
La.
van de
Rooze-
knoppen*
Ongemeen fierlyk , mee Hemelfchblaaüwé
Vlakken, praalt dit Motje, waarvan het Rupsje
, dat zedien Pooten heeft, gelyk de meesten,
en zwartagdg is, met witte Stipjes geringd,
een Bladrollertje is van de Wilgen.
Op verfcheiderley Soort van Boomen onthoudt
zig het Masker van het Mot-'Kapelletje,
dat in Fig. 16. is afgebeeld en gemeenlyk het
Vogeldrekje genoemd wordt, om dat het, wanneer
de Wieken om het Lyf geflooten zyn, de
vertooning byna daar van maakt. De Kleur is,
gefprenTceld, blaauw, zwart engraauw, op de
hovende, engraauw op de onderde Wieken,
die Züveragtig wit gerancj zyn, gelyk de bovenden
aan de binnen zyde. Het is eené van
de kléine doch niet van de allerkleinde Motten,
De Rups is ook een Bladrollertje.
(25iO Mot, die de Wieken gradimagtig hééft,
- aan de tippen wit, met een zwarte Stip.
In de Knoppen der takken van de Rooze-
boomen heeft d e G e e r het Rupsje waargenomen
, dat dit Mot-Lfiltje uitlevert. Men
vindt door R e a ü m u r eendergelykafgebeeld,
en befchreeven als voortkomende van een Rupsje
, het welk in de zelfdandigheid van deRooze
(2 5 1) Ptmlana Tinea , Alis grileis apicc albiJis, piinito
nigto. REAUM. I n f III. T. H f. 6. DE GEER. Fn f I. T.
34. f. 4 , 5 . Faun. Snee. Ed. II, 1379.
zebladen huisved en die al mineerende uit- V
knaagt, Dit Motje is zeer klem. XLIII.
Hoofd-
(252) Mot, die de Wieken Afchgraauw heeft, s t u k .
aan de tippen zig verbefende en gepluimd; ccui.
. , f'e fia n e l- de Baardjes omgekroma. u.
Laken-
(253) Mot, die de Wieken zwart heeft, van ag- exun.
teren witagtig, den Kop Sneeuw-wit. ^apyt^*
mot,
(254) Mot, die de Wieken grys heeft, met een
zwarte Stip in't midden, den Kop graauw-üontmot.
agtig.
(255) Mot, die de Wieken Afchgraauw heeft, ^ ^ ’ta.
het Borjljlukwederzyds met een witte Stip Kleed«*
getekend.
Of deeze vierderley Motten juift aandeStof-
fen , waar van zy den bynaam voeren , elk in
’t byzonder bepaald zyn, zou men met reden
kunnen in twyfel trekken; aangezien zy, in
de
(a.52) Phalana Tinea , Alis'cinereis , apicibus adfeenden-
tibus plumofis; Palpis recurvis. S}ft. H0 . X. F«»». Snee. Ed.
I I . 1417.
f233) Phalana Tinea, Alis nigiis poftice albidis ; Capite
niveo.'Faun. Snee. 892. Ed. ï l . 1414. REAUM. Inf. I I I .
T. 20. f., 2-4.
(234) PhaUna Tinea, Alis canis m^dio puntto nigro; Ca-
pite fubgrifeo. Fann. Snee. 894. Ed. II. 1415. REAUM. InJ.
III. T. 6. ' t 12-16.
f 255) Ptialeena Tinea , Alis cinereis; Thorace titrinquepunc*
to albo Faun. Snee. 893. Ed. II. 141Ó. REAUM, F n f l i l . T,
6. f. 9 , 10. Roes. Inf. Noci, Phal. 4. T, 17,