V.
A fdeel.
XLI.
H oofd
STUK,
exLvi. Jtetala,
Pagetje van
<ie Reiken.
Goudkleur, in Zilverdropjes veranderen. De
eerften zo wel als de laatften, zyn ongemeeti
fraaije en raare Kapelletjes , maar die men,
wegens haare tederheid, zeer ligt-kan befcha-
digen.
( 14 6 ) Kapelletje , dat de Wielen eeziger-
maate gejlaart en bruin heeft, de voor.
Jlen met eene Niervormige rojfe Vlak,
van onderen geel met een Oranjekleurigen
Band.
Dit eneenige volgende Kapelletjes zou men ,
wegens de Staartjes haarer ageerde Wieken ,
met regt , Pagetjes kunnen noemen ; gelyk
G eoffro y dezelven ook , om die reden, in
cene byzondere Afdeeling geplaatfl heeft. Zy
behooren tot de Tweede Klaflevan R oe s e l ,
naamelyk tot die der Dag-Kapellen met zes
Pooten, en de Maskers zweemen meer naar
Pisfebedden dan naar Rupfen; gelyk R e a ü -
Mu k aanmerkt,die deeze Soort, zo ’tfchynt,
qp de Olme-boomen , in Vrankryk, hadt ge-
vonden. L 1 n n & ó s zegt, dat dezel ve op de
Berken, inzonderheid in dat gedeelte van Swee-
den, ’t welk Smaland heet , voorkomt. Wy
noe-
( i f f ) Pupilit Plehejus Alis fubcaudatis fufeis , primoribus
MjculaReniforrni fulvÉ , fubtus luteis Fafcia fulva, Faun. Snee-
792."”wÏ l k . pap. 6i. T. 1. a. 2. R kaum. Inf. I. T. 28. ƒ.
1-7. ROES. Inf. I. Pap. *. T. 6. AJLB. Inf. T. 5. f. 7,
J’vAj. Inf, I)S. n, io. PET. Caz. T. t $ f. 1 1 .
noemen Haar, wegens de gemelde geftalte, Pis- V.
Gebedjes , en anderen ook wel Schildpadjes of XLU
£childpad-Rupfen. R o s s e l noemt dezelven, Hoofd-
óm de gemelde reden, Schildrupsjes, en die ‘ TÜK*
van deeze Soort worden dóór hem de dikke,
Grasgroene en geel 'gezoomde, getyteld.
Deeze Rtipfen verdiénen eene byzondere be- schildpad,
fchouwing. Men vindtZe niet grooter dan de
Pisfebedden géwöonlyk zyn , en haar L y f
zweemt ’er veel naar, zyndè van onderen plat
*en in den omtrek langwerpig rond , maar van
boven als uit twee platte Vlakten beftaandc»
die wederzyds famenloopén naar dé R ug, lang»
welke een ingvoeving is , aan beide k3ncen mee
puntjes bezet, dié zig allerbeft door ’c Mikros-
koop vertoonem Het end van de Staart loopt
byna uit als die van een Kreeft. De gewooae
Kleur der Rupfen van deeze Soort van Pagetjes
is groen, maar tegen de Verandering worden
zy allengs bruin en op ’t laatfte rofagtig,
Zy zyn met korte Haairtjes bezet en hebbeti
zeftien Pooten.
De He erREAüMUR is zéér omftandig iii
de befchryving van de manier, op welke dé
Pisfebed.Rupfen zig met een dergdyke Bandje
omgorden, als die van de W itjes, de Kdnin-
ginne- Pagie en anderen* Inderdaad, hoe langer
en dunner de Rupfen zyn, hoe bekwaamer
zy voorkomen tot Aeezeo arbeid: térwyl dé
kortheid en dikte haat tot denzelven Zeer oa-
dieultig fchynt. Nietteiiiin volbrengt dit Rupsje
I. DEEL. XI. STUK; Z % zulk*