630 B e s c h r y v i n g v a n
V. geland gevangen hadt. R o e s e l hadt ’e r , by
A fdeel, geluk,eindelyk eené gekreegen, doch de Rups
Hoofd- r100^ gezien. De Heer 1’A dmiraal verhaalt,
' stuk. dat, in den jaare 1726, toen hy zig te Verfail-
iceetiyind, ]es bevondt,een zodanige Rups,uit een Pope-
lierboora , voor zyne Voeten nederviel, die,
den 24 Juny ingefponnen zynde, den 29 july
deeze Kapel uitleverde. L inw ^e ü s ftelt de
woonplaats op de Eflchen, en merkt aan, dat
zy de grootfte is der Sweedfche Kapellen, 't Is
zonderling, dat hy ook geen gewag van de
Rups maakt, die zo wel in geftaJte en Kleur,
als in eigenfchappen, weinig van die van ’ t
Roode Weeskind fchynt te verfchillen.
De Kapel i s , ten opzigt van de tekening der
' bovenfte Wieken , meer met die van *r Puf-
pere Weeskind overeenkomftig : alzo zy de-
zelven , op den graauwen grond , met veele
ligte Kepers getekend heeft; terwyl de on-
der-Vlerken met zwarte Banden, iets naar het
Violet hellende, praaien , en , in plaats van
rood , daar tuflchen, met blaauw getekend
zyn, hebbende aan den buitenften rand een
witten Zoom, als van Ermelyn , met kleine
zwarte Stipjes. De bovenfte Vleugelen ge-
Booten zynde, kan men tuflchen deeze en
het purpere of roode Weeskind naauwlyks on-
derfcheid vinden, dan in de grootte: want
ieder Vleugel van het blaauwe is wel twee
Duimen lang.
(90) Nagt-Kapel met ongepluimde Sprieten, V.
die een Zuiger heeft en gekamd is; met g f *
Wieken afloopende, de bovenjlen Kopefkleu- H oopd-
rig met een graauwen Band. ' stu k .
De gebronste Oppervlakte der Wieken geeft cJ y% ,
den bynaam aan dit Kapelletje,1 j 7 het welk.5 W^ioepkjeervolgens
Merian, voortkomt uit een witagtig
Rupsje met groene Streepen, dat op de Kruis-
enmunt aaft. Doktor Scqpoli heeft hetzelve
op het wilde Kruid , dat men Galeopfis noemt,
waargenomen. Onze Liefhebbers hebben het
hierop de Bernagie gevonden.
De fierlyke glans van Brons o f geel Koper
, die de voorfte Wieken van dit Kapelletje
van boven hebben, gaf my aanleiding om
te onderzoeken, wat daarvan de oorzaakmogt
zyn. Ik heb bevonden , dat die oorzaak de
zelfde is, als van de Kleuren der Kapellen in
t algemeen : het is geen Vlies over de Wiek
uitgebreid, maar het zyn zeer fyne Pluimpjes,
breed met vier fcherpe punten, welke de Wiek
aldaar dekken. Nog duidelyker openbaarde
zig zulks aan de Zilvervlakken van een kleine in*
landlche Pailemoer»Kapel, waar van het afge-
fchiaapte Stof altemaalbeftondt uit Pluimpjes,
met een heerlyken Zilverglans, die meeftal vyf
Romeo0)
phalana "HoBun fpirilinguis criftata, Alis deflexïs:
fuperioribus orichalceis Fafcia grifea. Faun. Suec. 875. Ed. II.
1169. Raj. Inf. 182. MER. Enr. I. T. 39. ALB. In/t T. 71.