V.
A fdeel.
XLI.
Hoofdstuk.
CLVtir.
Caric <é.
Oranjekleurig
»
CUX.
Phertcius.
Zwaïtj
CLX.
Ly/ippas.
Indilch
rill'ebedje.
CLXr.
y"ir?aürc&.
Vuurkapelletje.
Ci 58) Kapelletje, dat de Wieken ongekarteü
en Oranjekleurig heeft, met een gemeene
witte Plek op 't midden, den rand Afcb.
gracuiw, geboogd.
Deeze, door Juffrouw M è r i a n afgebeeld,
onthieldt zig op de Papaya - Boomen te Surh
name.
( j jp ) Kapelletje, dat de Wieken ongekarteld
en wederzyés zwart heeft, de aworflen
met een Streepswyzen roodtn Band.
(160) Kapelletje, dat de Wieken eenigermaa-
te hoekig en wederzyds zwart beeft, allen
met een Streepswyzen rooden Band.
Deeze beiden waren uit Amerika afkomftig.
De laatfte bevondt zig ook in het Kabinet van
de Koningin van Sweeden.
( 161 ) Kapelletje, dat de Wieken eenigermaa-
te hoekig en Vuurig rood met een brui*
nen rand, met zwarte Slippen befprengd
heeft.
ïiier
(l$z) «pUio lebejus Alis integerrimis firlvis, Disco com-
Hiuni albo, limbo cinefio Ocellato. M. L, U, Merian . Sa-
riit. 40. T. 40. f. 1 . ,
(159) Papilio Pltbejm Alis integerrimis utrinque atris t pri-
inoribus Fascii lineari rubri, Sy/l. Nat. X .
(160) Papilio Plcbejut Alis 1'ubangulatis utrinque atïis,
piUmbus Fascii lineari ,rubra. M. L. U Sy/l. Nat. X .
(s.61) Papilio PUiijas Alis fubangulatis fUlyis margine fuseo,
Hier brengt L in n j eu s twee Kapelletjes V.
t’iiuis, die hy zig eerlt verbeeldde alleenlyk in
Sexe te vcrfchillcn ; doch naderhand van elkan- Iïoofd-
der afgezonderd heeft, en daarvan tweeSoor- SÏUK*
ten geformeerd, welke ook, by R o e s i l ,
merkelyk verfchilleD. Dus wordt, ieder in ’t
byzonder, van hem befchreeven
De eene voert haar bynaam vaD het Bloemgewas,
dat men Gulden Roede noemt, op het
welke zig dezelve, zo wel in Europa, als in
Afrika, gezegd wordt te onthouden. De Wie-
ken van hetzelve zyn, van boven, geheel ongevlakt
en glinfterend Vuurkleurig, met een
bruineD rand : de voorlten van onderen met
eem'ge Stippen getekend, die zwart zyn , en
twee in ’t midden famenloopende; de agterfteq
gryzer, hebben eenige zwart en grooterc witte
Stippen, zynde aan den agterften rand, naar
den Aars toe, getand en met halfronde rode
Vlakken getekend. Het Wyfje i s , van boven
, befprengd met een menigte van zwarte
Stippen-,
De andere heeft de Wieken van boven zwart,
. . . . . . . r, Aardkapelvan
onderen wit gerand en de voorlten van bo- ïctje.
ven, op de niet minder glanzige Vuurkleur,
met zwarte Vlakjes getekend, die dikwils in
één
cp, punftii atris fparfis. Sy/l. Nat. X . Bntyracea. Faun. Saté,
807, 808. ROES., Inf. Hl. T. 37. f. 6, 7. T. 4}. f. J .
Merian, Èur. T. 1S4. R a j. Inf. l is. N. ao.
(*) Faun. Suec. Ed. II. p. is f ,
PEEL. XI. A A g