Af^ fel maa^en * ia Natuur denzelven daar toe
XLI. * S c h ik t had: aangezien ’er een Meirtje opdea
Hoofd- top was, dat nimmer uitdroogde.
si»™Ar* Mogt dan deeze niet met regt de Parnaflus-
Berg gedoemd worden; terwyl de- Opperde
der Parnas-Kapellen ’er zynen Hoofdzetel hadt ?
L i n n j e ü s , immers, vondt aldaar in groote
menigte onzen Apollo, die in Sweeden anders,
zegt hy , niet gemeen ( * ) , en buitenslands nog
zeldzaamer is. De Kapel was zo moede, dat
zy niet weg vloog , ’t welk hy niet wift, of
hiet aan ’t natte Weder, den Wind of Koude,
toe te fchryven ware ( f ) .
Men vindt deeze Kapel ook in de Zuideïyke
deelen van Europa. Doktor S c op o t l ge-
tuigt, dat dezelve huisvelf aan den voet der
höoge Bergen van Karniolie; en vergelykt ze
by het Duitlche Witje , doch merkt aan dat
de Apollo grooter is en omtrent de Hondsda-
gen uitkomt, zynde een langzaame Vlugt hem
eigen, waar door menze gemakkelyk kan vangen.
De beide Wieken, zegt h y , zyn door-
fchynende, klaterende, van onderen helder en
byna,
(*) Naderhand moet L t n n m v s het tegendeel bevinden
hebben; dewyl zyn Ed. niet alleen in deFauna Suèdea /dienaangaande,
zegt; habitat in Sedi Telephio frequentj maar ook in
Syji. Nat. Ed. X. Habitat in Sed» Telephio, Saxifrag. ICoty-
ttd. frequent in Suecia ; dat is: Zy onthoudt zig menigvuldig in
Sweeden, op die Planten.
( t ; i i s K , o M a n f c ïKeifen. Haiie
pag- 248«