318 B e s c h r y v I N Of V A N
V. geef ’er thans den naam aan van Javaanfcbe
Konings . Mantel. Zy is in Fig. 5 , op PL.
Hoofd. L X X X IX , naar ’ t leven afgebeeld, gelyk zy
zig op de bovenzyde vertoont. De voorftc
• Wieken zyn teu grootften deele, zwartagrig
o f donker graaow, met witte Vlakken , en ee-
Dig Hemelfchblaauw aan de kant; naar ’t L y f
toe rolagtig geel geplekt: de agterfte aan den
omtrek graauw , in ’t midden witte Plekken
hebbende, die agterwaards geel worden, met
witte Stippen , waar mede de geheele omtrek #
op een twee- of drie-dubbele ry , gezoomd is.
De tekening, die van onderen doorblinkt, is
in ’c algemeen, zo wel als de Grondkleur,
veel bleeker , doch, ongelyk fterker aan den
rand ; alwaar een dubbele ry van witte half-
Maantjes den geheelen omtrek fierlyk doet uitmunten.
cxm. ( 1 1 3 ) Nimf-Kapel, die de Wieken hoekig en
Gm a I ’ ' Vuurkleurig heeft, met zwarte Vlakken,
sdi*- 1 de voorften, van boven, met vier zvoartê
Stippen.
De Latynfche bynaam, Polychlom , is ontleend
( i I 3) Papilio Nympbalis Alis anguiatis falvis nigró macu-
htis, pritnoribus fupra punftis quatuor nigris. Faun. Sm . 773.
ALDR. Inf. 246« f. 7. Merian Eur, II. T. 2. GOED. Inf.
I. T. 77. a l s , Inf. T. SS» L i s t . G o ed . V. f. 3-
F r i s C H Inf. 6. t. 3. f E t . Muf. 34. n. 313. R-EAuM.
Inf. I. T. 23. f. 2. R A j. F f H8. n. 2. ROES. Inf U
pap. I, t. * . W X lk, pap. jö. T« 3; a j .
b e D a g - K a p e l l e n. 319
leend van A l d r o v a n d u s , die zekerlyk, V.
evenwel, daar mede een andere Kapel , en
mooglyk de Nimweegfche bedoeld heeft; alzo Hoofd-
die veel wit heeft, dat in deeze geheel ont- STWIt*
breekt, en de Veelkleurigheid daar m ongelyk Ah'
meer doorftraalt. De roodagtig geele Grondkleur
der Wiekép, aan de bovenkant, doet *er,
op fommige plaadèn der Nederlanden ,dennaatn
van Gouden Vlinder aan geeven. By de Liefhebbers
is deeze Kapel onder den naam van de
Groote Aurelia bekend , die men wil dat van
de Popjes der Kleine, welke fomtyds geheel
verguld zyn, zou afkomen. Aurelia is de alge*
meene Latynfche naam der Poppen *. De En- * zie Black,
gelfchen noemen deeze de Groote Schildpad- J7‘
Schulp Kapel , wegens de zwarte Vlakken die
de Wieken, op de roodagtig geele Grondkleur,
verfieren, en de Franfchen. la Grande Tortue ,
dat is , de groote Schildpad.
De Rups, die, in volwaflenheid, de langteDe Rups.
van ODgevaar anderhalf Duim heeft, is zwart
van Grondkleur, met geele Streepen eu rondom
bezet met geele getakte Doornen, die groot
en zigtbaarzyn. Zy onthoudt zig op de Ypen*
en Kerfe-, ja fomtyds ook op de Peeren- en
Wilgeboomen: zoo dat zy zeer onverfchillig
fchynt te zyn van fmaak. De jonge Rupsjes
leeven eerft , eenigen tyd , in gezelligheid;
doch verfpreiden zig , naderhand, over den
geheelen Boom, Haar Verandering in een hoekige
hangende Pop, die in Fig. i . op Piaaf