A fdeel..
XM.
Hoofdstuk.
CLXII. Bomma*
één vloeijen; de agterden van boven bruin,
en agterwaards met een Oranjekleurigen Band,
die gekarteld is, gezoomd; van onderen grys.
agtig met kleine bruine Stipjes, Streepswyze
rood gebandeerd; de voorden geel met witte
Oogjes, die in ’t midden zwart zyn. Deeze
is wat kleiner dan de voorgaande. Men vindtze
beiden, dikwiis, ip de He rfd, op de Graslanden.
D I K - K O P J E S.
(16 2 ) Kapelletje , dat de Wieken ongekarteld,
wyd van één, Vmrkleürig beep,
met witte Stippen en een zwart Streepje.
De voorde Wieken zyn, volgens de befchry?
ving van L i n k ^ ü s , wederzyds van de zelfde
Kleur, geel, aan de tippen bruinagtig met
bleeke Vlakken. Op het midden van de hovende
Oppervlakte hebben zy een zwart langwerpig
Vlakje , welks randen als verzilverd
fchyDen te zyn. De agterde Wiekèn zyn van
boven geel , hleeker gevlakt , aan den rand
bruinagtig: van onderen graaqw met vierkante
witagtige Vlakken getekend.
Dit Kapelletje komt, in Sweeden, op de
Velden, voor. Doktor S co p o l i heeft ’er,
op woede plaatfen, in Karniolie, één gevonden
,
(:1 6z) P&piiio PUhejut Aüs integerrimis divaricstis fulvis,
pun&is »Ibis lineolique, nigra, F aan, Supc, 793, MekiA-N.
Jg,u?. IS. T. 4-S.
D E D A O - K i P E £. L B N. 375
den, dat, behalve de bleeke en witagtige Vlak-
leen, daar mede volkomen drookt, hebbende XLL
de Wieken wederzyds geelagtig vaal, met een Hoofd-
bruinen rand , den Kop dik * dc Sprieten aan
’t end haakig uitloopende. Het zwarte Streepje
op de voorde Wieken, dat de Comma zal
zyn, waar van het den bynaam heeft, merkt
zyn Ed. als een onderfcheidmg der Sexe aan.
Zittende, zegt hy, houdt dit Kapelletje de
Wieken byna regt overend.
Allermeed fchynt hier mede overeen te komen,
die, welke G eo f f r o y voordek onder
den naam vau la Bandé noire, zynde een Duim
breed, en dus van grootte nagenoeg als het
Vuurkapeiletje, Hy heeft hetzelve op de Ar-
gusjes, laatep volgen in een vierde Rang van Zes-
pootige Dagkapellen, die hy de Verminkte j v t ksEjtro
noemt, om dat zy een byzondere houding van
de Wieken hebben. Stil zittende, leggen de
agterde byna evenwydig aan de Vlakte, daar
zy op .zitten, terwyl de voorden opgeheven
zyn, zonder nogtans elkander te raaken of
eenen volmaakt loodregten dand te hébben.
Wy noemen deeze, zo in* als uitiaudfche, ge*
meenlyk Dik-Kopjes, wegens de grootte van .
den Kop in dis vso deeze J3sods«
Zyn Ed. merkt aan, dat, in deezeSoort, de
Kleur der. Wieken van boven en van onderen
vaal is, met bruin of zwart gezoomd en geaderd
, van onderen deges wat bleeker. De
voorden hebben een langwerpige zwarte Vla k,
I. d e e l . x i . Stu k , 4 a 4 over*