<5* B * s e h u y v r sr o , v & eï
V. allengs verdwynt, ontbonden wordt tot di®
A fd ee l . Weyagtigheid, welke de Pop vervult, en bui*
«ööSfcT ten twyfel Voedzel geeft aan de Deden van
étue, Kapel, ’ t zy reeds geformeerd of nog geformeerd
moetende worden; doch van waar
heeft dan de Kapel haar Vetagtig Lighaam?
Zy gebrul- De Poppen der Rupfen, nu, gebruiken , zo
ken^geen veel bekend is , geen Voedzel , en zy verliezen
ook, zelfs door de onzigtbaareUitwaafemiDg,
weinig. Volgèns R e a u m u r s Waarneemin-
gen hadt 'er een, die agttien Greinen woog,
geduurende den geheelen tyd, dat zy een Pop
bleef, dat is in zeftien Dagen, niet meer dan
één Grein of nog minder; dat is maar een twin-
tigfte van haar Gewigt , verboren. Het geen
Uitwaafemde van verlcheide Poppen , door hem
verzameld, was een zeer helder,Waterig Vogt.
Hier uit blykt dan , dat het gemelde Vogt,
’ t welk zo fykelyk uit de Poppen droomt,
wanneer mer.ze kwetd; dat de geheele Pop by-
na Water fchyn't geweed te zyn, tot Voeding
van dezelve zo wel als van de Kapel, die ’er
uit voort moet’ komen; dat is tot onderhouding
, van haar Leven drekke.
Zyitcnn. D a t, naamentlyk de Infekten van den Rang
der Donsvleugeligenzo wel in de daat van
Pop, als in die van Kapel en Masker, leeven,
is onbetwidelyk. Het blykt uit de beweeging,
die fommige Poppen met haar Ageerde, en wel
op een zeer vlugge en gezwinde wyze, wan.
neer men haar maar effen aanraakt, maaken. In
vee*
d e P o ï f i s. 63
veelen, evenwel, is die beweeging niet, en V.
zy vertoonen zig overal hard; niet buigzaam: xxxUL
doch gekwetd of eenigermaate verminkt wor- Hoofd-
dende, brengen zy nooit een regtfehapen Ka- ‘ TUK*
pel voort. Ook moet ’er iets zyn, dat haar in
de Winter voor ’t bevriezen bewaare (*).
De -Poppen hebben zo wel Stippen of Lugt- Ademhaa.
gaatjes, als de Rupfen en Kapellen, die in Fig.
4 zeer duidelyk blykbaar zyn. Ookfcheen de
AdemhaaUbg of uit* en ingang van de Lugt,
in haar , als bevende Schepzelen , noodig.
Neemt gy haaren Adem w e g , zy derven en
keeren weder tot d o f, zegt de Koninglyke
Digter, en de Apodel P a u l u s , dat het God
js , die aan allen den Adem en het Leven geeft
( f ) . Zelfs wordt Olie,om die reden, doodelyk
geoordeeld te zyn voor alle Infekten, dat de.
zelve de, Lugtgaatjes verdopt. Evenwel zyn
’e r , die onder de Lugtpomp een geruimen tyd
blyven leeven, en in de Rupfen is dit, als
gemeld is t v wel degelyk waargenomen; daar + . . . ,
• • • m n 1 « . T ül2QZ4 niettemin geenszins getwyfeld wordt, o f in haarI4i
heeft een in- en uitlaating plaats van de Lugt^
zo wel als in de Poppen ; doch dat deeze op
een andere manier Ademhaalen dan de Rupfen
meende de Heer R e a u m u k , als volgt, té
betoogen. Hy
(*) Des Winters, by harde Vorft, naakte Poppen vinden,
de,■ bevondt iemand,dat zy by ’t aanraaken zig fterk bewoo-
gen, doch ’er een doorfiiydende, was dezelve aanftnnrfr be-
taeoren.
(T) p s a l m ClV. r. *»„ Ha n d e l . XVII. r. 1 $.
1. De e l . XI. Stuk.