A f d e e l .
XL1I.
H oofdstuk.
IK.
Cari'4.2
432 B E s C H R v V I K C V A »
naar een kondig gedraaid Doosje van omtrent
een half Duim lang en ruim een vierde Duims
breed, Cylindrifch of rolrond , aan de kanten
geribd en gekarteld, aan de enden Scerswyze
getekend en groen van Kleur.
(9) Pyl(taart-Kapel, die de Wieken ongekar*
' Groote Su-
rinaamfche.
Pl. XC.
-%• 2.
teld beeft, de agterjlen van boven bleekgeel,
bet Agterlyf Afcbgraauw mét zwarte
Banden.
Die gene, van deeze Soort, welke zig be-
vindt in ’ t Kabinet van haareKoninglyk Sweed-
fctie Majefteit, heeft het Bordduk van boven
met zwarte Streepen; de voorde Wieken zyn
bruin en met zwarte Aderen golfswyze geban-
deerd.
L iwn-küs merkt aan, dat in de Indiën vee-
le Pyldaart- of Onrud-Kapellen ,zya, die men
bezwaatlyk kan bepaalen of met anderen ver*
gelyken; als hoedanigen zyn Ed. negen Afbeeldingen
van Juffrouw M k r i a n aanhaalt (*).
Dit komt daar van daan, dat, in de Verzamelingen
der grootde Liefhebberen, het getal der
Pyldaart- en inzonderheid dat der Nagt- Kapellen
, uit de Indiën, nog zeer klein is. Evenwel
worden’ er, van tyd tot tyd, meer bekend, door
het aankwecken der Rupfen: gelyk de Heer
1’A d*
(9) Sphinx Alis integris; pofticis fupra luteis; Abdominö
cïnerco j cingulis nigtis. M. L. V. MER. Sur» <4. f. 1 ,.x.
(*) Naajnlyk , Tab. 14,38, 39 .4J , 40, 55» 57» *l , iz*
n B P Y L ’-S T A A R T E N. 433
TA n M r R A a l my ’er dus cenigen, zo van de
Kaap, als uit de Weftindiën , die op P l a a t
XC. in Afbeelding gebragt zyn, heeft medegedeeld.
In ’t byzonder munt die Surinaamfche,
welke het middelduk van deeze Plaat nitmaakt,
door haare grootte uit, al ', met de V.eugelen
uitgefpreid, eene langte beflaande van zeven
Duimen, terwyl het L y f omtrent drie Duimen
lang is en drievierden Duims breed. De Zuiger
en Pooèen vertoonen zig zeer dik in deeze Kapel,
die twee Hoorntjes op den Kop heeft,
tuffehen den Zuiger en de Sprieten. Haar voorde
Wieken zyn Afcbgraauwagtig bruin , met
heldere Vlakken,en met zwarte ttreepenGolfswyze
gebandeerd : de agtefde geel by ’t Gewricht
; verder doorfchynende, en aan d,en rand
zwartagtig gezoomd. Het L y f , Afchgraauwag-
tig bruin , heeft drie Ringen die, op zyde, Geel
gekleurd zyn. Ook is het Bordduk, wederzyds ,
zwartagtig bruin geflreept. Ik heb een Pyldaart«
Kapel van de zelfde grootte.
Deeze aanzienlykë Pyldaart komt nagenoeg
overeen met die, welke Juffr. M e r i a n Tab.
38. heeft afgebeeld, zynde, met uitgefpreidp
Vleugelen, zes en een half Duim breed. Dezelve
was van haar geteeld uit een groote groene
Rups , volgens de Afbeelding zes Duim
lang, en overdwars fterk geribd, met een paaf-
fche ftreep langs de Rug en geele Lugtdippen;
het Pyltje feboon paarfch. Zulke Rupfen wareu
gevonden op een Kruid, met gevingerde Bla-
I. Deel. xi. s x v k .- L C deg
V,
A fo k EL.
XLiJ.
Hoofdstuk.