V.
A f ijeei»
XLÏ,
Hoofd*
STUK.
XXV. Lttïlm-,
Surinaams-
fèhc fagie.
ten Band, hopende maar ten halve «jj
op de voorjlen.
De agterfte Wieken, van deeze Indiaanfche,
hebben twee punten langer dan de anderen.
Haar rand is geel,met drie rofle Maantjes; het
vierde verder af.
(*5) Ridder-Kapel, die de Wieken geflaart en
wederzyds [zwart beeft, met een band
en menigvuldige Streepen, die glanzig groen
zyn,
Deeze Kapel, wier Rups zig op de Citroen*
boomen in Amerika onthoudt, is thans gemeen
en zeer bekend onder den naam van de Surinaam-
fche Pagie, waar van de Afbeelding by Mtrian
en anderen gevonden wordt. Op Taf. X X X V I ,
in ’t Werk van S e ba, vindt men twee Kapellen
van deeze Soort, die merkelyk verfchil-
len in geftalte en kleur; doch ik zou die van
I » 2 » eerder dan Fig. 3 , 4 , voor eene
Verfcheidenheid van deeze Soort aanzien; de-
wyl de Grondkleur van dezelven aldaar gezegd
wordt eenigzins paarfchagtïg te zyn. Evenwel
zyn , in de twee laatftgemelde Figuuren, de
Sprieten van die der eerilgemelden verfchillen-
de, loopende, naamlyk, iets dikker naar ’t end;
ter*
J ) P*pil‘» Eques Alis cauJaus concoloribus nigris, Fa$»
cia lineilquc Viridibus nitentibuj nutneiofi*. Syjl Nut X . Me
&IAN Sur. lp. T. 2S. SLOAN. JAM 2. p. z lS. T. 239.
f. I I , 12. KN •k ,R . Delic, r. C. f. I,
de D a g - K a p e l e e n . 205
terwyl in deeze Kapellen, zo men' aanmerkt, W
* y^pj)ESlAi
die byzonderheid plaats heeft, dat de Sprieten
ij)its uitloopen , gelykerwys in de Nagtkapel- Hoofd*
eTfHTv
len; hetwelk, indien zy Dag*Kapellen z y n ,
een uitzondering is van den gemeenen Regel.
Ik heb van deeze Pagies met ëen weerfchyn of
glans van Goud.
(16 ) Ridder-Kapel, die de Wieken Jlomp ge. xxvr.
ftaart en wederzyds bruin heeft, met geel- nmhxe, ged
agtige Banden, aan den agterboek Oran- gebaildeeide'
jekleur.
Schoon de Kapel, welke, uit Noord-Ame-
rika afkomftig, van E dw a r d s is afgebeeld,
in de gedaante der Banden merkelyk anders is ,
kon ik egter niet bekwaamer , dan tot deeze
foort , die Ooftindifche t’ huis brengen , van
myne Verzameling,in Fig. 3 .afgebeeld, welke Pl_;
in andere opzigten zeer veel naar dezelve ge- j J 11*
lykt. De Grondkleur, immers, is ook bruin,
,en die der Banden, welke hier in de langte
loopen, Okergeel. Voorts heeft deeze Kapel,
aan den agterhoek van ieder agterfte W iek ,
een roodagtige Vlak. Maar wel het aan-
merkelykfte i s , dat de Staarten, die zeer lang
zyn , aan ’t end breeder uitloopen; het welk
*er L i n n /e u s het Kenmerk aan doet geeven
van
(aS) Papilio Eques Alis obtufe caudazis concoloribus fu-
jcis, Fafcüs fiavefcentlbus, angulo Ani firivo. Syjl. N*t X .
RAJ . Inf. III. n *. E D W. Av. 3t .
h Os e i ,, XI. stuk,