V. Wy noemen, voegt hy ’er by, die vandee-
W - ze Rupfen komen Band-Uilen : dat niet onei-
Hoofd- §en i s » aangezien zy over de voorfte Wieken
stuk. kennelyk gebandeerd zyn. Dus behooren
daar toe, zo wel deeze der Eiken, als die der
Pruimen , Pynboomen , Braamen en die van
’c Gras of de Rietvink, enz.
De bruine ^p de twee en-dertigfte Plaat geeft zyn Ed.
veemaaf Afbeelding van een Rups, genaamd de
’ Bruine Jaager, die ook zwarte Lidfcheidingen
doch het Haair Koffykleurig en langer heeft.
Voor den Winter komen die tot volwaffcn-
heid, maar zyn uitermaate teder. Lange Jaa-
ren hadt hy dezelve gehad, zonder Ze tot de
Verandering te kunnen brengen, doch kreeg
eindelyk, van de tagtig Rupfen , ’ er drie tot
Uilen. Dit W yfje, zegt hy, helt meer naar
het Afchgraauwe, als het voorgaande, en de
Mannetjes zyn donkerer doch gloeijender van
Kleur, dan die van de Geele Jaager, wordende
ook onder de raare Uilen geteld, De Rupfen
in ’ t Zand gekroopen zynde, en dus den
Winter hebbende doorgebragt, befponnenzig
‘ in April en kwamen in ’ t voorft van Juny uit.
Aanmerkelyk is ’t , dat, daar zy in gedaante
zo veel overeenkom!! met de voorgaande
hebben, het Spinzel hier zo dun is als zwart
Floers en tweemaal langer dan de Pop, die
ook glanzig zwart is, met drie geele halve
Ringen. Zy eeten gaarn de Braamen , maar
ook Eiken, en wat zy meer by den Grond
groei*
groeijende vinden, gelyk Hey o f ook Duive- v.
boonen; klimmende zelden o f nooit op de
Boomen. Uit dit alles blykt, dat het die Rups ^ OOFD-
zy , welke R oesel de Veelvraat noemt en d a t^ s ru ^
de Kapel overeenkomt met de volgende Soort.
(14) Nagt-Kapel met gepluimde Sprieten, xiv.
die geen Zuiger heeft, de Wieken agterjle der Braa«
, men«
voor, ongevlakt bruinvaal, met tvoee ‘Wit-
agtige Streepen, van onderen geene»
Even ’ t zelfde, naamelyk, byna , getuigt
RoEsEL .van de Rups van deeze, die hy aanmerkt
dat alles nagenoeg, wat Groente is,van
de Bladeren der Boomen a f, tot Gras o f Hey
toe , met groote graagte eet. Hy hadt ook
ondervonden 5 dat dezelve zeer moeijelyk tot
de Verandering te brengen i s ; alzo zy den
Winter overblyft, en dan niettemin gevoed en
zorgvuldig bewaard moet worden. Groote
warmte en beflooten Lugt doen ’er veelen
fterven, In July vindt men ze reeds omtrent
ter halver laugte, en dan is het Haair Oranje-
o f Saffraangeel: voor den Winter komen zy
tot haar volkomen grootte, en veranderen
evenwel niet voor de Maand April o f Mey,na
dat zy eerft een Spinzel gemaakt hebben. Sommigen
zyn alsdan over de drie Duimen lang.
De korte Vilthaairtjes maaken den Grond van
het
f14) Phalana Bombyx eünguis , Alïs reverfis Cervinis im-
maculatis, Strigis duabus albidis , fubtus nullis. R.OES, Inf,
JII. T. 49. WiLit. Pap, as, T, 3, a 19,
I. Deel XI, stuk.