V.
A fdeel.
XLI.
Hoofdstuk,
l x XXII.
CaJJia.
Van de Cai
fit.
LXXXIIT.
SopboTA.
Van denKo
raaibeom.
(8 a) Danaus-Kapel, die de Wieken ongekarteld
en bruin beeft; de voorjlen en den
rand der agterjlen Tzergraauw geban-
deerd, allen van onderen met Oogjes.
. Volgens Juffrouw M e r i a n aaft de Rups
van deeze, die grootelyks van de Rups der volgende
verfchilt , op de Caffia. Boomen in de
Weftindiën : doch dit is de gemeene niet, maar
een Soort, welke ook wel Hinkende Senebla-
den genoemd wordt (*).
(83) Darüus-Kapel, die de Wieken ongekarteld
en bruin beeft, met een Tzergraau-
■ <tven Band , de voorjlen van onderen met
één Oogje, de agterjlen met drie.
Di e van Fig. 1 , 2 op Taf. X I ,, in ’t Vierde
Deel van Se b a , zyn tot deeze ; zo wel
al* die van Fig. 3-6 , op Taf, X V . , tot de
voorgaande Soort, 't huis gebragt. De Rups is
door Juffr. M e r i a n afgebeeld op een Gewas
welks Bloemen en Vrugten troswyze groeijep,
en de laatften naar een Ketting Kraaien gelyken
(sz) Papil» Danaus Alis integerrimis fufcis, primoribus
pofticammque margine Fascia ferruginel ; omnibus fubtus
©cellatis. M. L. U. MEK. Sar. 52. T, 3».
( * ) Caffia Americana foetida , foliis amplioribus villofïs.
T 0 u E n i F. Inft. <19. Senna Occidentalis odore Opii virofb ,
Scc. Hu m . Lugib. ss6.
( t l ) Papili» Donaas Alis integerrimis fufcis, Fafcia ferra-
ginei; fubtu, primoribus Ocello unico, pofticis tribus, M. L,
V. M e r i a n . Sarin. 35. T. 15. f. t , 2.
ken ( f ) . Haar Kleur is roodagtig met bruine V.
Vlakken. Z y maaken, zegt zy,een Zak aan den
Kokosboom, van wel een h a lf Elie lang, waar Hoofd-
in zy met elkander kruipen en zig verbergen. ST0E*
De Pop is ongemeen fi irlyk gekleurd»
(84) Danaus-Kapel, die de Wieken ongekar-
teld en bruinagtig beeft, de agterjlen van
onderen met z ev en»" de voorjlen met twee
Oogjes, van boven één.
Deeze Chineelcbe heeft de grootte van onze
kleine Aurelia ; de Wieken zyn van boven
bruin Afcbgranuw ; hebbende de voorflen van
boven één zwart Oogje „ van onderen twee:
de agterften van onderen zeven Oogjes, waar
vanh et eerfte, vierde en vyfde, grootft.
- (85) Danaus Kapel, die de Wieken ongekar- l x x x v .
teld, bruin ; de voorjlen van onderen met tfjjj""*'
drie', de agterjlen, wederzyds, met yyfKoe-‘vlnkic’
Oogjes beeft.
L IN-
( t ) L i n h ï ü s merkt aan , dat het altóós beft ware, de
Bynaamen der Kapellen te ontleenen van de Plant, waar óp
de Rups aaft, en daarom heb ik , zegt zyn Ed,, die Planten
bekend of tot eene bepaald zynde, aan die Soorten zodanige
"bynaamen gegeven : doch ik vind dit, in deeze beide Soorten,
niet zeer eigen.
(84) Papili» Donaas Alis integerrimis fubfuscis ; fubtns
pofticis Ocellis feptcm, anticis duobus,fupxa unico.Syjl. Nat.
X .
(ss) Papilie Dataus Alis integerrimus fufcis, primoribus
fubtus Ocellis tribus , pofticis utrinque quinque. Faun. Sun.
,788.. P e t . Muf, 34. n. 313. R A J . /»ƒ« »«•*»• 7»
1. De e l . XI. stfic.