V.
A fdeel. XXXIX.
Hoofdstuk.
de Infekten het meefte bevoordeeld zouden
worden, en zig als het laatfte meefl: begunfti-
gende verklaard hadt: gaat zyn Ed. dus voort.
„ Niettegenstaande al wat ’er in deeze beden*
,, kingen waar kan zyn , zouden wy gaarne
„ wenfchen hec Geheim te hebben, om het
„ Leven der Menfchen zo wel te kunnen ver-
,, langen of uitrekken, als dat der Kapellen.
„ Die zulk een Geheim bezat, was zekerlyk
, , meëfter van de Schatten der geheele We*
„ reld! Zou men niet mogen denken, dat de
„ nafpooring van hetzelve tot de Herfenfchim».
j, men te betrekken ware? Tên minde zal het
„ blyken; dat al het gene gezegd is van het
■ Tydperk, welk de Natuur voor het Leven
„ vaq ieder Dier gedeld heeft; van dien nood-
3, lottigen Eindpaal, welken men niet paflfee-
„ ren kan; al te los en al te algemeen geop-
}, perd z y : dewyl thans is beweezen, dat het
5, Leven van eenig Dier, of van eenig Infekt,
, , niet bepaald was tot eenige Maanden of een
,, Jaar tyds, dan, tot dat men het Middel uit-
„ gevonden heeft, om dien Eindpaal twee,
„ drie , en meer Jaaren voor uit te zetten,
j, Eindelyk, na dat het wel klaar en duidelyk
, , is beweezen, dat een Rups Jaaren lang in
, , haar Eytje kan blyven, zonder daar in te
„ groeijen en zonder daar in te vergaan; moet
„ het geenszins onmooglyk voorkomen, dat zy
, , ’er Eeuwen lang, en verfcheide Eeuwen
„ agtereen, in blyve; en het gene wy gezien
„ heb«
„ hebben-mooglyk te zyn ten ópzigt van de V.
„ Infekten , moet even 't zelfde fchynen in y v v Jv *
in. AAAlA»
„ de grooter Dieren. Hoofd.
Wy hebben gezien f , hoe de Heer R e au- stuk*
MOR een Middel had uitgevonden, om de Ei-
jeren van ’t Gevogelte lang verfch en goed te
houden, door het uitkomen der Pullen op ge-
lyke manier te vertraagen ; en dit niet alleen
eenige Maanden, maar zelfs een geheel Jaar.
Het Middel beftondt in dezelven te beftryken
met een Vernis en ze dan neer te zetten en te
houden op een koele plaats. Dit zelfde Middel
, dat hem voorkwam mifichien tot verlan-
giDg van het Leven der Menfchen te kuonen
dienen; als wordende weezentlyk van de Hot-
tentotten en Amerikaanfche Wilden gebruikt,
om zig tegetf de Ongemakken van het Weer
te beveiligen ; is door hem ook op de Poppen
in ’t werk gefield. Hy beflreek de Poppen
met eene oploffing van Gom-Lak in Wyngeefl,
vermydende wel zorgvuldig de Stippen, als die
haar tot de Ademhaaling, onontbeerlyk, noo-
dig .zyn. Uit zodanige Poppen , die voor *c
overige op de gewoone plaatfen gehouden werden,
zyn de Kapellen eenige Wecken laater
uitgekomen, dan uit Poppen vao de zelfde Soort,
die niet met Vernis beftreeken waren. De ei-
gentlyke werking van dit Middel beftaat in het
beletten van de overtollige Uitwaafeming der
Vogten.
I. De e l . XI. stuk. H 2 X L . HOOFD