A fdeel
XL.
Hoofdstuk.
VI.
zodanig een, die uit een gladde Rups van de
Althéa voortkomt, hebbende de Wieken van
boven Agaatkleur , met zwarte bruine en witte
Vlakjes fraay gefprenkeld. De Pop van
deeze zit in een Topnetje of Dop; daar die
van de vier eerde Klaflen altemaal naakt zyn
en hangen. Men ziet van deeze Dagkapellen
nooit voortkomen uit laDghaairige en zeer ruig
e , of uit Rupfen die Knobbeltjes hebben ,
naar Turkoïfen o f andere Edele fteenen gely-
kende. Alle de Gedoomde Rupfen veranderen
in Kapellen van de Twgede Klafle. Maar
van de gladde en korthaairige zyn ’er fbmmi-
gen die Nagt, anderen die Dag-Kapellen uitleveren.
R e a u m u r heeft,in zyne Zesde Klafle,zodanige
Kapellen gefchikt, die de Sprieten Knods-
agtig hebben ; hoewel Juffrouw M e r ia n
deeze tot de Nagt-Kapellen betrokken hadt: want
alle,die hy daar van kende, vliegen byna den
geheelen Dag , en , dat meer is , fommigen
maaken een brommend Geluid, in ’ t vliegen ;
weshalve menze Onruft-Kapellen noemt. Ee»
nige geeven 'er, wegens de manier van zwee-
ven, en in de Lugt te blyven hangen zonder
byna van plaats te veranderen, den naam van
Sperwer aan. Zekere kleine Kapelletjes, die
men Glaswiekjes noemt , behoofen ook tot
deeze Klafle. De Zevende bevat zodanige
Dagkapellen, wier Sprieten platagtig zyn als
Ramshoornen, gelyk de zogenaamde St. Jans
Ka-
Kapelletjes. Indien alles naauwkeurig afge- V.
beeld is op de XX.fte Plaat der Surinaamfche
Infekten van Juffrouw Me r i a n , zegt hy , Hoofd.
zou men 'er nog een Agtfte Klafle moeten by-
voegen , van Kapellen die de Wieken regt
overend houden , en niettemin de Sprieten
Kegelvormig , dat is naar 't end verfmallen-
de hebben , gelyk de Surinaamfche Pagie.
Een der voornaamfte Kenmerken, tot onder* Nagtkxpei-
fcheiding van de Nagt-Kapellen onder elkander,
wordt door gemelden Heer afgeleid van de
Trompen o f Zuigers , welke aan fommigen
ontbreeken, of ten minfte niet duidelyk zigt-
baar zyn. De Eerfte Klafle wordt door hem !«•
geformeerd van zodanigen die Prifmatieke
Sprieten hebben, en deeze allen zyn met Zui-
gpte voorzien. Veelen der grootfte en fchoon-
fte Nagtkapellen, gelyk die van de Jafmyn »
Oleander, Ligufler, enz. behooren tot deeze
Klafle , waar in hy de byzondere Gefkgten
door de langte en figuur der Zuigers onder-
feheidt. Die van de Tweede zyn by hem de Xf*
zulken, ook Zuigers hebbende, wier Sprieten
Kegelvormïg in een fpitfe punt uitloopen, en
die van de Derde verfchillen daar van alleen,
doordien zy geen Zuiger fchynen te hebben. nr*
In zyne Vierde Klafle plaatfl: hy de Kapellen IV«
met gebaarde Sprieten en een Zuiger ;terwyl de
Vyfde wederom de zodanigen bevat, die gebaar- V.
de Sprieten en geen zigtbaare Zuigers hebben.
Een Zesde Klafle heeft zyn Ed. geformeerd vl
*. fJEEL. XI. STUK. van