406 B e s c h k y v i n g v a n
V. Doktor S c o p o l ! Leeft , in Karniolie, wel
^ U | L' v’er Verfcheidenheden van deeze Linden-Pyl-
Hoofo ftaarc waargenomen, waar van de iaatfte, zo hy
stok. aanmerkt, alleènlyk lixooken zou met de be-
L>ndtn' fchryving van onzen Autheur. Zie hier de-
zelven.
In de eerfte was de voornaamftc Kleur, zo
,, van hetLyf als van de Wieken» Schorsag-
,, tig, dat is naar die van de Kina gtlykecde.
,, In de tweede was dezelve Okeragtig met vaa-
„ le Vlakken. In de derde was de Kleur van
,, ’t L y f s en der Wieken van boven» Beenig,
„ met Roefrkleurige Vlakken, doch van oede-
„ ren eer Roeftkllurig. De vierde hadt de
„ voorfte Wieken, vanboven, Omberkleurig
, , gevlakt, meteen roodagtige Plek; den rand»
3, wederzyds, bruin gelimoend; van onderen
,, aan den binnenkant Roelikleurig, meteen
a, groenen rand: de agterften van boven Noo-
,, ten Kieur, met den rand , van onderen,
„ groeDagtig” (*).
Een blykbaare verwarring heeft by den Heer
G e o f f r o y plaats in de befchryving van deeze
Linden-Pylftaart; dewyl de Afbeelding en
T e x t, van d e G e e k , door zyn Ed. bygebragt
wordt, die zekerlyk van de Gehakkelde Pyl.
Haart of die der Popelieren fpreekt. Ook hadt
hy zig dan niet behoeven te verwonderen, dat
van hem in deeze der Linden geen Zuiger in *t
(* ) Enttrn. CttrnUl, p, 1 * j .
ge-
D E P y LS T A A R T E N . 4°7
geheel te vinden ware: wantik weetniet, waar
L i n n jeu s ’er een Zuiger aan toegefchreeven
heeft; het is de voorgaande of die der Pop e-
licren, welke hy Spirilinguis noemde (*).
Buiten allen twyfel is ’t , dat F r i s c h onze
Linden-Pylftaart bedoele , wanneer hy de
befchryving geeft van de groene Rups der Linden
, met een dtiehoekigen wit gezoomden Kop
en zeven wit en roode Screepen op de zyden,
benevens dcrzelver Kapel. Ply merkt aan» dat
omtrent de groene Pylftaart-Rupfeo, van deeze
en de voorgaande Soorten, een merkelyke
verwarring, zo by G oed a a r t *als by A l *
b in plaats heeft; dewyl men ’er verkeerde
Kapellen heeft bygevoegd : het geen moog-
lyk den Franichen Autheur, zo even gemeld,
misleid zal hebben. Die der Linden zyn ge-
makkelyk kenbaar aan de geele en in fommi-
gen ook Karmynroode tekening van de fchuine
Streepjes op zyde ; welke egter, tegen den
tyd der Verandering, wederom verdwynt, zo
R o E s E l aanmerkt: doch doorgaans is de Rups
veel bleeker groen , en heeft op ’t agter-end
een Plekje, dat haar van de anderen altoos
duidelyk onderfcheidt. Ook zyn zy kenbaar
aan den driekantrgen Kop, die veel breeder
dan
(*) Phalsna prismicornis , Spirilinguis, Alis planiusculis .
erofïs, grifeis, Antennis «Ibis. Habitat in Populo. Fan*. Suee.
Ed, I. N. sio., Zyn Ed. maakt, in dieUitgaave, geen hst
minft« gewag van de Linden-Pylftaart*
I , DEEL. XI. STUK* C C 4
V.
A fd ee l .
XL II.
Hoofde
stuk.
Linden.
Dc Rups*