V, zig op de loop begaven, langs de Luiken van
AX Lm ,ZyneG]aSraamen: eerft één voor één, agterel-
Hoofd- kander, op eene ry van wel tweeVoeten lang;
ptntsfit» ^an twee aan twee i by paaren; vervolgens
w , drie, vier, vyf en meer, nevens elkander; tot
dat de geheele troep in beweeging was, en
dus vervolgden zy haaren Gang, op het geleide
en naar de rigting van de voorfte, tot dat
zy een verfchen Tak vonden, dien men haar
aanboodt. Deeze manier van Marscheeren,
met eenige weinigo veranderingen, ten opzigt
van het getal der genen, die op een zelfde
Linie waren , dat fomtyds vyftien ja twintig
wa s , doch altoos met eenen Hoofdman o f
Gids voor uit; duurde zo lang hy meefter bleef
van de Troep, die eindelyk, op zekere Nagt,
geheelenal het haazepad gekoozen hadt.
De Pop- Wanneer deeze Rupfen in rufte zyn, nee-
pen-Koe- men zy ook zekere geregeldheden waar. De
Heer Reaumür vondcze, fomtyds, op *t midden
van den Dag tegen de Stammen o f Takken
aan, zonder, eenige beweeging te maaken,
en fomtyds in verfcheide laagen , de een’ op
de andere, als van gevlogten Werk. Zulk
eene Samenleeving beftaat gemeenlyk uit ver-
fcheide honderden van Rupfen , die altemaal
in een zelfde &eft ook de Verandering onder,
gaan, en aldaar tot Poppen worden, beftee-
dende al haare ruigte tot de famenftellinge
van de Tonnetjes , die met elkander groote
Koeken maaken, welke, als de Kapellen daar
uitr
DE N A G T-K A V E L L E VU 5 5 7
uitgekomen zyn, eenigermaate naar Honigraa- y.
ten zweemen : want de plaatfing der Tonne>^FDEi;L-
r xLIII
tjes is niet minder.geregeld, dan die der Rup-Hoofd_‘
fen was geweeft. Tuftchen deeze Koeken enSTUK-
de Wanden van het N e ft , vindt men door ~Pnv!t'M
gaans eene taamelyke dikke Laag 'van Vuiligheden
, welke de Rupfen, voor dat zy aan
haar Tonnetjes arbeidden , hadden uitgeworpen.
„ In’t Jaar 1731, (zegt Reaumur, )bragt ik
„ verfcheide deezer Poppen-Koeken t’huis,daar
„ de Kapellen uitkwamen in het midden van
,, Auguflus. Ik wilt den juiften tyd niet, wan -
,, neer de Koeken geformeerd waren, o f , ’t
„ geen de zelfde zaak is, wanneer de Rupfen
,, tot Poppen waren geworden; maar dit weet
„ ik zeker, dat de Kapellen niet langer dan
s, een Maand, enmiifchiennogzo lang niet, on-
,, der deeze Iaatfte gedaante gebleeven waren.
„ De Iaatfte Kapellen, die uitkwamen, kwa-
„ men niet meer dan vierentwintig uuren laa-
j, ter uit, dan de.eerfte: zo dat alle de Kapel-
,3 len van één zodanig Neft, op eenen zelfden
„ Dag, byna, ter wereld komen (*).
„ Het Mannetje en Wyfje verfchillen niet
„ aan-
(*) ïk maak hier geen gewag van de zonderlinge Eigen-
fchap deezer Nellen, in groote Jeukt en Vuurigheid op het
Aangezigt en Handen te veroorzaaken, -wanneer men ze behandelt
, aflcheurt , of met een Rotting ran de Boomen
flaat: om dat ik daar van reeds,bladz, roe, 103 , oniftan-
dig heb gefptoken.
I. Deel XI. Stuk,