V .
APDEEL» XLl.
Hoofdstuk.
Paarlemoer.
exxxix.
Cytberea•
Iqdifbiie,
bruine Doorn-Rups, mee een breede geele (treep
op de Rug: waar aan zy gemakkelylc kenbaar
zyn. Bovendien hebben zy aan den Hals, kort
agfer den Kop , twee Doornen van omtrent
een half Duim lang, en de geheels laagte van
de Rups is ongevaar twee Duimen.
De Poppen munten in grootte uit, by die
der anderen Gedoomde Rupfen. Z y hebben
Gouden Stippen en Puntjes. In veertien Dagen
tyds komt ’er de gedagte fierlyke Paarlemoer-
Kapel uit voort, welke de bovenfte oppervlak*
te der Vleugelen Oranje-kleurig als gemeld is,
met zwarte Vlakjes en randen, de onderfte der
voorde Wieken grootendeels geel en aan de
tippen groen heeft, gelyk die der agterfte Wieken.
Het geele der eerftgemelden is met zwarte
Vlakken, het groene der anderen met Zilvetglanzige
ftreepen verfierd. Men vindt van deeze
Kapellen die, met uitgebreide Vleugelen, eeu
breedte beflaan van drie Duimen , en van den
Kop agter waards de langte hebben van anderhalf
Duim.
(139 ) Nimf-Kapel, die ie Wieken gekarteld
geel, met een gemeenen , vm onderen
met een Lancetswyzen Band heeft.' , Zilvera gtigen
Dee-
(J39) Papiho Nymphalis Alis ctenatis fUvisFafai commuryi
Aïgentea ,fi%us fafqia lanceoi^ta Ajjentel. Syjï. N#t. JC
e Deeze Indifche» die vry veel van onze Paar- V.
Jemoer - Kapellen fchynt te verfchillen, heeft J u .
de Wieken, van -boven, Afchgraauw gewolkt; Hoofb.
STUK»
de voorften , in ’t midden , met een geele Plek.
De Nieuw Jorkfe Paarlemoer-Kapel, in tegen- Nieuw jorfc-3
deel, komt, wat de geftalte en grootte aanbe.pl' LXXXIJi(
langt, als ook ten opzigt van de Kleur, eeniger. *•
maate met de Europifche overeen. Z y is my
door den Heer FAd m i u a a l verftrekt tot het
maaken van de Afbeelding in Fig. 6. op Plaat
L X X X IX . Van boven zyn de Voorfte Wie*
ken, op een Oranjekleurigen grond , fierlyfc
zwart gevlakt: de onderden zyn meeft zwart,
maar, naar hét L y f toe', als met Spaanfehe
Snuif beftooven: het welk fotntyds in de Duit-
fche Paarlemoer, doch ook in de Aurelia’s ea
anderen plaats heeft.; Op het midden praaien
deeze Wieken, ieder, met zes o f zeven witte,
en aan den rand met een ry van zes roods
Vlakken, die byna rond zyn. De geheele omtrek
is met afgebroken witte Streepjes g e zoomd.
Van onderen zien de voorfte Wieken
uit den rooden; de agterfte zyn flerlyk bruin
en vol bezaaid met groote Paarlemoere Vlakken
, wier getal naaft met dat der volgende Soort
overeenkomt, als één of twee over de twintig
zynde, op ieder Wiek ; doch bovendien zya
de voorften ook met eenige dergelyke Viakken
gezoomd , die by het zwarte van den Rand
fierlyk affteeken.. Alle de gemelde Vlakke»
$fn ook ten deele zwart gerand, en de oqitrcjj
I. pE&J.. XI. Stuk,, ,Y 5 iü