I I h «n
H Bnll
3"53 B E S C H R Y V I N G V A N ’
> V. onder den näam van VArgu s myope (* ). Heè
A - a u zèjVCj zegt hy, heeft de Wieken van boven
H oofd- zw artagtig bruin, met Oranje of Vuurkleurig
stuk. e e e j gevlakt en daar mede ook van onderen
Ziuartjt, b , , , „ .
gezoomd, alwaar de Wieken met een menigte
van Oogjes doorzaaid zyn ( f ) . Hem was eeD
dergelyk Kapelletje gegeven, dat glinfterend
zwart was van boven, en van onderen de Wieken
altemaal gezoomd badt met een getänden
geelen rand, hebbende ieder der agterften twaalf
witte Vlakken, byna aan èlkander raakende en
bruin gezoomd: zo dat dezelven naar Spiegeltjes
geleeken: weshalve hy aan dit Kapelletje
den näam geeft van le Jshroir. Het was in ^
Bois deBoulogne gevangen.
Tot deeze laatfte Soort zou, indien het zwar-
tè Stippen waren, allernaaft t’huis gebragt kunnen
worden, die, welke L i N n & u s thans onder
den naam van Argiolus voordek (§). Het.
zelve wordt, in Sweeden, op deH'eijen gevonden
, en is van grootte als de gewoone Blaauwt-
jes, m e t de Wieken van boven blaauw eD zwart
gerand, van onderen uit den gry'zen blaauwag-
tig en niet ge-oogd, maar de Voorden met een
fy van v y f kleine, langwerpige, zwarte Stip-
je s , de agterden met tien--dergelyken, doch
rbndagtig, daar op verfpreid. Doktót Sco-
( * ) Pag. 64 N 33-
f f ) L inNjEUS telde ’er meer dan veertig op dezelve,'zyn*
de de witte Kringetjes, daar om heen, niet zo blykbaar,
( f ) Fattrh, Snee, Ed. II. p, 134* N, löj f , ■
D E D A (i • ^ A P E L t E N. 369
p o l i , door wien dergelyke Verfcheidenheden A V. . f, px ptf f*.
in Karniolie ook waargenomen zyn, hadt ’er XLL 5
zelfs twaalf Stippén op gevonden ( * ) . Hoofd-
StUK.
(154 ) Kapelletje met de Wieken getand en c l ïv .
eenigemaate ge fla a rt, van boven bru in , >t Croctië
, Pifebedjé; van onderen groen.
De laatdgemelde Heër merkt hiet zonder
reden aan , dat 'er ëen on gé méén e Verfcheideri-
heid plaats heeft onder de Kapelletjes, die vah
de zogenaamde Piflebed- of Schildrupfen voortkomen,
gelyk de agt voorgaande Soorten : doch
indien derzelver Huishouding nader ohderzogc
werde, zou men intulfchen wel ontdekken ^
dat veel daar vdn aan het verfchil der Se£e toe
te febryven zy. Inderdaad,-hoe moeielyk dit
ook vak wégens de kleinte en andere omflan-
dighec’cn, is de zaak doch, om dat deeze Rup-
fen zo gemeen zyn , de nafpoorihg dubbel
waardig.
Dit , welks Litynfche bynaam van dc fteke-
lige Braamen , daar de Rups op aalt, ontleend
is, heeft zynen Nederduitfchen ten deele van
de Kleur van het Kapelletje; wordende dóór
G eoFFr o y , in ’t Franfch, de Groene óf
blinde Argus getyteld. Hoe het mooglyk zy,’
dat
EntnmoL CarntoL p* 178*
(1-4) Papilio Plebeius Alis dentato-fubcaudatis, fupra fa#.'
os j fid'tus viridjbas. Püup, Saec. 80j , 806. WiLK. pap/. exj
T. i a *. ALS.’ /)■ƒ T. j, f. 8. Pet, Gat. T. z. f.’ |U
I| DEEL; XI. STUK. Aé