^ >» van donkerheid, zynde, aan den rand van de
A fdeel. <>r. ,
XLIII. » Wieken, nagenoeg wit , en een dergelyke
Hoofd- „ Bami loopt ’er, op eenigen af (land, dwars
STl7K- „ over heen. Eenige roodagtigheid openbaart
» z,g ° °k °P verfcheide plaatfen. De omtrelc
j, of rand van ieder Oog- vlak is zwart:
«> daar binnen heeft men, van boven ,een half-
gt maantje, dat een weinig donker rood is en
gg aan den binnenkant wit gezoomd: de Vlak
9y van ’t midden, of de Oogappel ,is zwart, en
9, al wat die omringt is wit. De Kleuren van
ag *t Mannetje en Wyfje zyn eveneens en op de
9, zelfde manier verdeeld” .
Hetfchyntdat R kaomor deezeaanzienlyke
Kapellen niet regt gekend heefr; hoewel hy het
Mannetje en Wyfje daar van afbeeldt: want
de Oogen der Wieken zyn met een vaalen of
geelagtigen Ring omtoogen, gelyk Geoffroï
zeer wel aanmerkt, en het Wyfje heeft niet
alleen de Sprieten veel minder gebaard; maar
ïs ook graauwer, fletfer, van Kleur, dan het
Mannetje. Als hy ’er byvoegt; ” deeze Kaai
»Pallen zyn groot en fterk, zy vertoonen zig
g, als met een Mantel van Bont bekleed, en
«« gelyken, wanneer menze ziet vliegen, wei
>» naar kleine Vogeltjes zo lchynt hy waargenomen
te hebben, dat het Wyfje iusgelyks
vliegt.
De middel- R E a ü m n r hadt opgemerkt, dat de middel-
baareen kleine Paauw-Oog Wyfjes weinig in
Kleur verfchillen met die van de grootc Paauw-
... _ Oog;
Oog; maar het Mannetje aangaande , dat hy V.
van de middelbaare ook, doch van de kleine
niet gehad had: dit, zegt h y , heeft de Wie- Hoofdkeo
van boven bruiner, ja van een Wynagtig STUK'
bruin, met veele ftreepen , golven en kleinep *auw' >s’
vlakjes,die paarfch zyn: de agterfte Wieken
fc’noon Goudsbloem of Boter geel, alleenlylc
jnet een zwarten Band evenwydig en digt aan
den rand; de voorden van onderen bleek geel*
agtig , de agterden bruin. G eof f roy merkt
aan, dat de middelbaare weinig in Kleur ver.
fchilt, maar dat de Rups de Knobbeltjes Roozerood
heeft , niet Hemellchblaauw, gelyk die
vau de Koninglyke Paauw . Oog, welke, tegen
den tyd van haare Verandering in een Pop ,dikwils
geheel bruin wordt, eD dan nog meer
praalt met de gedagte Knobbeltjes, zegt Reaumur.
De kleine Paauw-Oog Nagt-Kapel, diewy De kleina
m o f Duitlche
hier gemeenlyk de Duitfche noemen 5 om dat zy Paauw-Oog
meer in Duitfchland voorkomt dan hier te Lan- uU‘
dej is, zo wel volgens de Afbeeldingen van
R o e s e l , als volgens de natuurlyke gedaante
van de twee friffche, die my thans van Utrecht
toegezonden zyn , taamelyk met de befchryving
van G eof f roy overeenkomftig, die ’er kor-
telyk dus van fpreekt. ” Het Wyfje heeft de
,, Sprieten weinig gekamd en geelagtig van
„ kleur. De Wieken zyn grnoter dan van
s, het Mannetje,, wit van grond, dochopver-
,, fcheide plaatfen met zwart geftippeld, die
i. Deel, XI, Jïu k , H 5 zig