V. veelen graauw of grys, en in een menigte van
Kapellen zeer glinlterend Goud- of Bronskleu.
Hoofd- r igj fomtyds naar ’t roode, fomtyds naar't
stuk. geele, fomtyds naar’t groene trekkende. Ee-
nige Autheuren, waar onder de l a H i r r ,
zelf, hebben getwyfeld, of het wel regteOo-
gen zyn: doch iedereen , die zig ooit met
het vangen der, Kapellen bemoeid heeft, is ze-
kerlyk v.an de fcherpheid van haar Gezigt o-
vertuigd. Van waar, nu, kan dezelve anders
ontdaan, dan uit de menigte van Facetten,
welke in deeze Ligbaamsdeelen zyn. M a l -
pi t .h i os merkte dezelven ieder als een Oog
op zig zelve aan, en dan zoude een Kapel,
in plaats van twee, volgens de rekening van
P o c E T j tulfchen de vier envyfendertig duizend
Oogen hebben. Het gedagte Hoornvlies,
naamelyk, is vervuld met kleine verhevenheden,
die ieder den zelfden dienfi: fchynen te
doen ais het Kryftallyn in de Oogen der Viervoetige
Dieren.
r>e Tromp Veele Soorten van Kapellen zyn voorzien met
ecoTromp of Snuitje, dat baarbaarblyklyk dient,
om eenig Vogc uit de Bloemen te zuigen: doch
hetzelve fchynt aan de meefte Nagtkapellen,
gelyk in ’c byzonder aan die van den Zydeworro,
te ontbreeken. In de genen, die zulk een Zuiger
hebben, is dezelve regt in ’ t midden on-
v der aan den Kop geplaatft,. en, wanneer de
Kapel geen Voedzel tragt te gebruiken, Slangs*
wyze, of gelyk de Veer van een Orlogie, opgekruld
kruid. Men vindt ’er korte, die niet nacer dan
anderhalve of twee draaijen maaken; middd-
piaatigen van drie of vier, en zeer langen,
van agt of tien draaijen. Dus zyn ’er veel langer
dan het L y f , ja van drie Duimen laogte.
Een Kapel, zig daar van bedienen willende,
als zy op de een of andere Bloem gezeten is ,
ontrolt den Zuiger en brengt het end tot aan
her diepfte van de Kelk. Somwylen haalt zy
denzelven, een oogenblik verloopen zynde,
wederom daar uit en doet hem omkrullen; dan
maakt zy den Zuiger weder regt en fteekt den-
zelven als vooren tot binnen in de Bloem, haaiende
hem dan daar op nieuws uit. Dit zeven
o f agt maaien hervat hebbende, vliegt zy naaf
een andere Bloem. Sommige Kapellen gaan niet
op de Bloem ziften , maar haaien ’e r , op der-
gelyke manier, den Honig, even als eeoige
Byën of Hommels , al vliegende uit.
Wat het maakzel van die Snuitje aangaat,
hetzelve vertoont zig, op ’t bloote Oog, als
een Degenswys Staafje, dat aan ’t end zeef
fpks uitloopt; doch fommigen hebben het
kort en breed , als een Lancet. De Heer
R ëaomuk heeft door ’ c Mikroskoop ontdekt
, dat hetzelve weezentlyk dubbeld is,
en dat de twee deelen zig dikwils van elkander
fcheïden, zodanig dat het Infekt veel moeite
heeft, om die weder famen te voegen; hoewel
dit tot de Zuiging naauwlyks noodig fchynt
te zyn. Immers ieder deel heeft van binnen
een hol Kanaal, bekwaam om het Vogc in te
I, OKEL. XI. Stuk, K 3 De®"
V.
Afd ee l .
XL.
Hoofdstuk.