v . de Befchryving der Sweedfche Dieren, thans,
XLIII. " altemaal worden aangemerkt als Motten, die
Hoofd* op even dezelfde wyze , byna , de Wollen
stuk. Kleederen , Behangzels, Tapyten , Veilen,
Bont, en al wat van dien aart is , vernielen.
Die immers van het Laken of de Wollen Stoffen,
welken de Heer R eaum.ur gevonden
hadt in een oude Berlyn, met roode Stof bekleed,
worden door L innasus vergeleeken
met de genen die R a y , in Engeland, noemt
Kleedermotten, en met die, welke in Lapland
te galt gaan op zulke Overtrekzels, als men aldaar
van de Huiden der Rendieren , met de
ruigte binnenwaards gekeerd , aan het L y f
draagt. Deeze Soort, nu , is juift van hem
de Tapytmot getyteld (*).
Verfchil De Ondervinding leert ons hier in Hol- der Mot- - , r . ten. land, en waarfchynlyk geheel Europa door*
genoegzaam , dat de Motten , zeer gewillig
uit de eene in de andere StofFe overgaan. Die
welke in de Vagten van opgezette Vogelen, of
ruige Dieren , geboren worden , fchroomen
niet de Wollen Kleederen, Behangzels o f Tapyten
, aan te taflen en deerlyk te vernielen.
Sommigen evenwel verfchillen van de anderen
daarin, dat zy geen loffe Scheedjes maaken,
die zy met zig omdraagen , maar de Stoffen
afknaagen onder zekere vafle Gewelfjes, op
dergelyke manier geformeerd, en deeze zyn
het,
(*) 'Faun, Snee, Ed. II. p, 3Ö4.
het, welken de Heer R e a u m u r Bafterd-of V.
onechte Motten f noemde ; waar van de Ka- XLIH.’
pelletjes of Uiltjes , in Kleur , overeenkwa- Hoofd-
men met de gemelde Tapytmot, en mooglyk
ook met de voorgaande Soort, aan welke Lin-
nasus' den bynaam geeft van Vefiianella. G e-
o ff r oY heeft dit verfchil van bewerking der
Kleedermotten , in het maaken van loffe of
vafle Scheedjes, niet opgemerkt.;
Dit verfchil dient egter wel in agt genomen Middelen
te worden , indien men de Stoffen voor de Motten!
Motten wil beveiligen. Tot vernieling der
Echte Motten is het van veel dienft, als de
Kleederen in de Nazomer , wanneer de oude
Motten weg en de Jongen zo eerfl uitgekómen
zyn, dat is in Auguflus of September, worden
uitgeklopt of afgefchuijerd; ja men zal bevinden,
dat zy’er, indien zulks op den regten tyd
gefchiedt, door de minfle beweeging afvallen.
De Onechte of Bafterd-Motten, in tegendeel,
ontduiken niet alleen ’t Gezigt, dewyl zy binnen
in de Wolligheid huisveflen; maar blyven
zelfs zitten , indien het affehuijeren niet ftyf
gefchiedt en met een harden Borftel.
De Heer'Re a u m u r heeft, ten nutte van BeUryking
• met vette
bet Menfchdom , een menigte Middelen be- wol.
proefd, die tot wegneeming van deeze Huisplaag
mogten ftrekken. In den eerden opflag
overweegende, hoe de Vette of vuile Wol,zo
wel als zy is afgefchooren, als wanneer zy nog
op