524 B e s c h r y v i n g v a n
V. het geheele L y f bruin en doen het als Zyde
glinfteren, terwyl het lange Haair thans geheel
Hoofd- zwart is geworden. Hier uic blykt, waarom
st“ *: L inn^ us het Masker van deeze foort, zowel
als van de voorgaande, noemt glad, Haairig}
Roeilkleurig. zwart geringd. Doktor Scopo-
Li geeft ’er den naam van JEfchynoment- aan,
om dat z y , even als het Kruidje roer my niet,
de rainfle aanraaking niet gedoogt, zonder in
elkander te krimpen, en dus wei verfcheide
Uuren kan leggen blyven. Hy hadt ze ook,
nieuegenftaande veel aangewende moeite,niet
tot Verandering kunnen brengen. De agter-
fte Band der Wieken, zegt L inn^eus, eindigt
in het midden van de Wiek, en loopt niet,
gelykerwys in de Kapel van de Ring-Rupfeh
welke veel kleiner is, tot aan de tip toe uit.
xv. 0 5 ) Nagt-Kapel met gepluimde Sprieten,
YVoJgatje* ' ' c^e ëeen •Za/ger heeft, de Wieken agterjie
•voor, Roejlkleurig, witgejireept j de voor-
ftenmet een witteStip en by *£ Gewricht wit.
Deeze Kapel voert den naam naar de menigte
van Wolligheid o f Dons, welke het Wyfje
agter aan het L y f heeft, en die haar fchynt te
dienen om de Eytjes te bedekken» W i l k e s
noemde haar the fmïï Eggemeth. De Rups
vindt men, volgens Roesel, in Juny, doch
, me-
(15) PbnUna Bomhyx elinguis , Alis reverfis feriugineis ,
ftriga alba; fupeiioribus punfto bafique albis, Roes. Inf,
ï. Noft, P hal.lt T. 62. Wilk. Pap. 25, T, 3. a. i?.
d E N a CT - Ka p e l l e n . Sa5
menigvuldiger , en wel volwaflèn zynde, in y,
july, op de Linden, de Wollige o f ruige
en Slee-Pruim. Z y heeft de langte, o p ’ t jjOOFD.
meeft, van by de twee Duimen. Haar Kleur stuk .
is blaauwagtig zwart, met twee roode Boendertjes
van kort Haair, en daar onder, weder-
zyds, drie langwerpige witte Stippen of Streepjes
opieder Ring: zynde verder dunnetjes bezet
met taamelyk lang, geelagdg, Haair. Het Tonnetje,
dat deeze Rups maakt, is Eyrond en'glad,
graauwagtig geel van kleur, en gelykt, in groot-
te^veel naar een Eikel; des men die ook niet
gemaklyk kan vinden. Het Poppetje , dat
niet voor ft volgende Jaar uitkomt , is Oranjekleurig;
zynde de Kapel roodagtig bruin,of
der Kleur van Kruidnagelen, volgens Doktor
ScopoLi, die ’er geen Roeftkleur aan waargenomen
hadt. L inn ^e ü s , die elders het L y f
graauw o f vaal bruin noemt, zegt dat de eene
Sexe de Vlak by ’t Gewricht en de banden der
Wieken geel heeft (*).
(16) Nagt-Kapel met gepluimde Sprieten, yïx/mvrla.*
die geen Zuiger heeft , en witagtig is met Tv.-ee-
zwarte tippen; de Wieken eenigermaate ag-
tefjle voor, bruin geaderd engeftreept zynde.
De Rups van deeze voert, van ouds, den
naam.
(*) F m ».Snee, Ed. II. p. 293.
f16) PhaUna Bombyx elinguis , albida nigro pun&ata, Alis
fubreverfis fufco venofis ftriatisque. Faun. Snee, 819. Mf.R. But.
III. T. 39, MOUFE. Inf. 183. f. 10. ALB. Inf. II. f. S.
ALDR. Inf. 2Ó8. f. I.-8, FriSCH, In f V.l, T. 8, GOED.
I, Deel. x i. stuk, l*f