R i s c h s t v i h s < a n
V. bel-Hiftorie, doch zoveel niet als de Rups van
Afdeel, <je Ligufter. Zig in dergelyk een portuur te
Hoofs>- houden, is de algemeene gewoonte der Mas»
stuc. keren van dit Geflagt. R e a ö m ü r kreeg ze-
Jssmyn. yen j asmyn-Rupfen te gelyk van den Heer
d u H a m e l , welken deszelfsBroeder gevonden
hadt op zyn Landgoed Nainvjlliers, en,
fchoon hyze eerft den zertienden July ontving,
wanneer de tyd haarer Verandering kort aan-
ftaaode zyn moert:, vondt hy haar nog! hans
zeer fchoon, Een fierlyk geel, hoo::er dan
Citroen, maakte de Gondklcur over byna ’t ge-
heele Lighaam uit: maar zy hadden, weder-
zyds, op ieder Ring uitgenomen de drie voor-
ften, een dergelyke langwerpige V lak, als een
Kooopsgat, gelyk de Lïgufter-Rupfen, doch
groen van Kleur. Het voorfte van den Kop
was wel geel, gelyk de voorfte Ringen, doch
met zwartagtig bruine Randjes, hoedanig ook
dev Kleur was der Hoornagtigé Pooten. De
Hoorn op ’t Agterfte is wegens zyne kromte
merkwaardig, alzo die zig eerft nederwaards
en dan weder opwaards ombuigt, omtrent als’
de Staart van eenige Honden. Zie hier wat
Doktor S co p o L i , die deeze Rupfen zekerlyk
meermaalen waargenomen zal hebben , in ’t
korte daar van zegt.
” Het Masker, getergd zynde knarfende,
„ is drie Duimen lang, zeven Lynen dik, geel-
■ „ agtig; met fchuine zydftreepen die blaauw-
» agt’g zyD, en het Hoorntje op de Staart
„rouw
w
d e P ï L S T A A R T E N i 4 29
rniiw door geele Wratten: de Borftpoctcn V,
„ zwart met wit geftippeld. Den 21 öepcem»
, herbegroef het zig inde Aarde, onder web Hoofd-
, ke het een Gewelf maakt met zyn eigen Slym, STUt*
doch geen Tonnetje: waar uit, demo Juuy
„ van het volgende Jaar, de Kapel voortkwam” .
Ik' vind het zonderling , dat deeze Heer het woonplaats,
maaken van Geluid ook aan de Rups toefchryft,
in welke het zekerlyk niet door de wryving
van den Zuiger tegen de Baardjes kan veroorzaakt
worden. Hy hadt deeze Rupfen niet alleen
op een Peerebpom gezien, maar ook gevonden
op de Hennip en het Paapenhout, met
welker Loof die door hem gevoed waren. Dus
zouden zy aan de Jasmyn alleen niet zyn verbonden
, gelyk men doorgaans zig verbeeldt* Men
vindeze zelden zo Noordelyk als Parys en weinig
inde binnenfte deelen van Duitfchland, doch in
Engeland fchynen zy ook te zyn (*) en in de
jNederlanden wil men dat’er een enkelde gevangen
zy. In Egypte komen zy mede voor, doch
zeldzaam; ten minfte in de Huizen te Kairo,
volgens den Heer Ha s s e lqui s t ; zynde
deeze, zo wel als die der Indiën, gelyk L IN .
hm u s aanmerkt, wel tweemaal zo groot als
de
(*) Van de Jasmyn-Rupfen vondt men ’er vyf of zes , op
een Vlierboom, in Goodmansfields, by Londen, zegt WIL-
kes ; die in July onder den Grond in Poppen veranderden , en
de Kapellen kwamen in Oktober uit. Hy noemt deeze tkejes-
famine ; die van de Winde the Unicom or Bindweed; en die
van de Ligufter the Privet Havc\-Moth ; zynde Privtt de E&-
gelfche naam van dat Gewas.
K DEEL. XI. S ïU K , j