. V.
A fdeel.
XL.
Hoofd.
STUK.
Manier
van Znijjing.
eenigermaace op te helderen. Terwyl hy een
fraaije Nagtkapel deedt aftekenen, die negen
Dagen aan het Dekzel van het Suikerglas gezeten
hadt, zonder Voedzel, en zeer onruftig
was; even of zy naar Aas zogt: kwam hem in
'c hoofd, haar een brokje Broodfuiker aan te
bieden. Dit flaagde naar wenfch : de Kapel
voegde ’er aanftonds het end van haar Snuitje
aan, en bleef byna twee Uuren dus in ruft.
Dat meer is, zy liet haar -met het Dekzel op*
neemen, en op allerley wyzen met een Vergrootglas
befchouwen , zonder af te laaten van
haar bezigheid. Het Snuitje hieldt z y , ver-
fcheide"Minuuten agtereen , aan de Suiker; dan
krulde zy hetzelve, als voor een oogenblik,
op, en ltak het dan weder regt uit, boorende
’er zelfs fomwylen mede in het brokje. De
doorfchynendheid van het Snuitje deedt hem
befpeuren, dat daar in, vaD tyd tot tyd, een
kolommetje Vogtopfteeg, en wel door het mid*
den van de Tromp; door dat Kanaal, hetwelk
door de famenvoeging van de Geutjes, die ’er
in de beidp helften zyn, geformeerd wordt.
Maar, aangezien het een droog brokje Suiker
was; zo fcheen het duifter, waar dit Vogdvan
daan mogt komen. Het Opperwezen heeft de
kleinfte Diertjes middelen van werken ingefcha-
pen, fomtyds zeer eenvoudig, en die wy eg*,
ter van vooren niet kunnen raaden, terwyl de
fynheid der Werktuigen dezelven dik wils voor
ons Gezigt verbergt. P u g e t oordeelde een
Ho*
Honigagtig Vogt te dik en taay, om te paflee-
ren door zo enge Buisjes, en wy zien. hier een
Kapel aazen op drooge Suiker; dat meer i s , in
zulker voegen, dat men het brokje, daar zy op
geaaft heeft, hier en daar als week gemaakt of
half gefmolten vindt!
„ Terwyl ik, zegt onze Waarneemer ,maauw*
„ keurig agt gaf op de Tromp van de Kapel ,*
, , waren ’e r , behalve de tyden, wanneer ik
„ kolommetjes Vogt zag opftygen, ook tuflchen-
„ poozingen, doch zeldzaamer, in welken ik
„ een ftroom van Vogt, door het zelfde Ka-
„ naai, naar de punt ?ag nederdaalen. Dit
, , Vogt befloeg fomtyds de helft, fomtyds wel
„ twee derden der langte van de Tromp. Dus
„ begrypt men ligt, hoe de Kapel zig voeden
„ kan met Honig, dikke Syroop of drooge Sui-
„ ker. Het Vogt, dat zy neerwaards uitfchiet,
„ zal waarfchynlyk zeer vloeibaar zyn, en dat
,, hetzelve tot weekmaaking of ontbinding van
„ de Suiker dient, is uit het voorgemeldeblyk-
„ baar. Wy hebben gezien, dat de Kapellen met
„ zulk een Vogt voorzien zyn, en buiten twy-
s, fel wordt hetzelve van haar, als het met Sm'.
„ ker of Honig beladen is , weder ingezoogen.”.
Maar, hoe deeze Zuiging gefchiede ,• dit was
het eigentlyk dat te onderzoeken ftondt. Wy
hebben gezien , dat de Kapel , van tyd tot
tyd baarè Tromp uit het binnenfte van de
Bloem, of van het brokje Suiker terug haalt,
om dezelve op te krullen. Zou dit mogen zyn,
I. De e l . XI. Stuk, K 5 otl3
/
AFDEEL.
XL.
Hoofdstuk.