V.
A fd e e l .
XLI.
Hoofdstuk.
LXXXVI1I.
Io.
Paauw-Oo?,
480 B k s c h r y v i h c VAM
van Semele draagt onder onze Nimf-Kapellen,,
eenigermaate overeenkomltig te zyn.
g e - o o g d e n i m f -k a p e l l e n .
(88) Nimf-Kapel, die de Wieken hoekig getand
, Roodaard - kleur (*) met zwarte
Vlakken heeft, ieder van boven ( f ) met
een blaauw Oog.
Onder de ge-oogde Nimf-Kapellen is dee-
ze , zo wel als onder die van Europa, eene
der fierlykften ; zo wegens de donker Karmyn.
(*8) Pafilio Nytsphalis Alis angulato-deatatis fulvis nigto
maculatis, fingulis fubtusOcello coeiuleo. Syjt.-Nat. X . Ocu-
lus pavonis. Faun, Sm. 7 7 M O U F F . Inf. 9S8. T. 99-
Inf. HOF.FN. Piet. T. 1». f. 9. J o n s t . Inf. 40. T. 5.
MER. Eur. I. T. 2«. FE T. Muf 34. n. 314- A L B. In f
T. %. f. 4 , VA EEN T. Hert. T. $ 7- REAUM. Inf I. T.
a j. f. i. x. RA j. Inf iz*. n- !+• R oe s . Inf I. pap. 1 .
t. j . G oed. Inf. I. T. 1. W U K . pap. SS. 3. a a.
L i s t . G o e d . f. ï .
(*) De Heet L in n m v s heeft het woord Fulvus , dat
eigentlyk Goudgeel betekent, zeer onbepaald gebruikt; ge-
jyk blykbaar is, doordien zyn Ed. de Grondkleur van dit
Paauw-Oog niet alleen, maar ook die van de Aurelia’s en
zelfs de Vlakken van het Pieterfelie lleeftje die hoog Oranj*
zyn, zo wel als de kleur van het Hooybeeftje, die Vaal geel
is, daar mede heeft willen aanduiden: des ik my genoodzaakt
heb gevonden, om in de befchryving der Kapellen, die my
bekend waren en welken ik voor my had , verfchillende benamingen
voor dat woord t# neemen; gebruikende anders
ook wel het Nederduitfche woord ros, voor een algemeene
«anwyzing van een Kleur, tuflehen rood en geel.
(■ f) Onze Autheur zegt, van onderen; doch 't is teblykbaar,
zulks een Drukfeil z y , om ons daar mede op te houden.
D E D A G . K A n r . I - E K . ESI
myuroode Grondkleur , met geel . w a r t eu
Olyfkleur gefchakeerd, als wegens de twee XLL
groote Oogen , op den bovenkant van ieder Hoofd.
W iek , welker fchitterende Gloed weergaloos FlJ uw.0l/£,
afftraalt in de Zonnefchyn. De Franfchen noe-
menze, deswegen , le Paon de Jour of VOeilde
Paon, de Engelfchen the Peacock Butterfly, en
in ’t Latyn was zy, van ouds, i|reeds bekend
by den naam van Oculus Pavonis , dat is
Paauw Oog ( | ) of de Paauw-Oog Dag Kapel,
in onderfcheiding van de Pylflaart Paauw-Oog
en van de Paauw-Oog Nagtkapellen, groot en
klein. Van onderen zyn de Wieken altemaat
zwartagtig bruin , zonder eenig Sieraad; hec
welk de fierlykheid der bovenkant nog meer
doet affteeken, en door de fchielyke verandering
een aanfehouwer , die niet daar op ver-
dagt i s , als/ in verrukking brengt.
Deeze Kapel zwerft overal en men kanze
dikwils in de Bloemtuinen , Moeshoven en
Boomgaarden, vangen; terwylniettemin haare
afkomft gantfeh onedel i s ; van een Kruid,
naamlyk, dat men weinig vindt dan op de ver-
agtelykfte plaatfen: te weeten de groote Bran-
denecelen , die, hoe zeer zy van deMenfchen,
wegens haar brandende eigenfehap, gefchuuwd
worden , als tot een Kweekery verftrekken
voor
( ! ) Nlet de groote Paauw-Oog , welke naam «gentlyk
tan de Koninglyke Paauw-Oog, Nagt-Kapel , zou toebehoo*
ren. •
l. d e e l . x i . Stuk, s 5