V.
A fdeel.
XL1II.
Hoofdstuk.
* Zie
bl. 16. 17.
t Zie
bl. I J , 17.
§ Zie
M. i* . zs.
x Zie
bL i»3.
476 B e s c u r y v i h o v a iï
de, derde en vierde Klaffe van Rupfcn by R e .
a u m u r uitmaaken * , is het getal niet groot.
Die met twaalf en tien Pooten zyn de genen,
welke men Landmeeters, Krammetjes of Span.
Rupfen noemt. De Heer R e a d m o r ftelt, dat
de Rupfen der Motten of Mot-Kapelletjes
aangemerkt kunnen worden maar agt Pooten te
hebben f , om dat de zes raiddel-Pooten, in
dezelven , byna onzigebaar zyn , voor ’t bloote
Oog; doch wy houden die mede voor volmaak-
teRupfeD, dewyl het Mikroskoop ontdektheefc,
dat zy weezentlyk zeftien Pooten hebben.
Hoewel het waar is , dat de meefts ruige of
Haairige Rupfen Nagt-Kapellen uitleveren , zo
zyn ook veele Maskers van dit Geflagt, Haair-
loos, kaal en glad van Lyf. De Zy de-Worm
geeft daar van een wereldkundig voorbeeld.
Onder de ruige § munten eenigen, gelyk die,
welke men de Beer noemt, door de langtevan
het Haair uit, dat deeze Iufekten affchuwlyk
maakt; in anderen is het Haair zo lty f, dat de
afbreekende puntjes in de Huid, van de genen,
die ze behandelen, Jeukt en Vuurigheid verwekt
4-; waarom zy van fommigen voor Veny-
nig gehouden worden. Ondertuffchen moet
men ’er de regte Gedoomde of Doorn-Rupfen
van uitzonderen, die in ’t algemeen Dag-Kapellen
voortbrengen.
Wat de grootte aanbelangt, moet men wee.
ten, dat die in de Rupfen en Kapellen niet altoos
evenredig is. Daar zyn Rupfen, die kleiner
DE N A G T - K A P E L L E H. 477
ner Kapelletjes uitleveren, dan anderen die klei- V.
ner zyn. De Rups*van de Duitfche Paauw-
Oog, by voorbeeld , is weinig langer dan de Hoofd.
Ring-Rups; daar doch de Kapel van deeze laat- STUK*
fte naauwlyks half zo breed is, als het Wyfje
van de eerftgemelde. Men vergelykc, om verder
hier van overtuigd tezyn , de Bsftaard Satyn-
Kapellen, welke nagenoeg even groot als de
Kapellen der Ring-Rupfen zyn, flegts met haare
Maskers, die byna de helft verfchillen. Ook
zyn de Nagt-Kapellen, in ’t algemeen, veel
kleiner ten opzigt van de Rupfen, dan deDag-
Kapellen , doch dikker van L y f , inzonderheid -
de Wyfjes. In ’t kleine goed zal mooglyk die
onevenredigheid nog veel grooter zyn; doch
niemant twyfelt of de Maskers der Veer-Uiltjes,
en inzonderheid die der Motten, welke men
Schietertjes noemt of Motwormpjes, zyn by
uitftek klein.
Alle de Rupfen der Nagt-Kapellen maaken Haat^veran-
zig, na verfcheide maaien van Huid verwifleld
te zyn, een Spinzel of Tonnetje, waar in zy
de verandering ondergaan. .Van de manier,
hoe zy dit doen, de verfchiliende Stoffen, welke
zy daar toe bezigen, en wat meer daar omtrent
in agt te neemen is, heb ik reeds omftan-
dia aefnroken *. Men heeft thans o o r in de Welf- D, i*, 8z5l. eCUZm
indien ontdekt, dat ’er Rupfen zyn, die op
Boomen of Planten aazen , en zig daar op
een Tonnetje van Steeltjes of brokjes Hout
maaken, waar in zy leeven en vervolgens ver- .
1. Dee l. x i . Stuk. an