348 B b s c h r y v i k o v a a
▼ . den zig twintig Zilveragtige Vlakjes op een
XU?1“ grond van groen en bleek geel. De Kapel hadt
Hoofd geknopte Sprieten, aan ’c end Oranje ; en tweo
'p/T^ i r korceVoorPooteD; komende dus overeen met de
Kapellen van zyn Eerfte Klaffe; alzo de Rups,
die eenzaam leeft» onder de Gedoomde Rup-
feu behoort {*).
Ik heb , onder myne Mandie, Paarlemoer»
Kapellen van deeze zelfde grootte, in welken
het getal der Zilveragtige Plekjes juift een-en»
twintig is , en niet twintig, één of vier en-
twintig, gelyk de Heer G e o f f r o y aantekent
, dat die van deeze Soort fomtyds hebben.
Het kan egter zeer wel zyn , en DoktorSco-
p o l i veroordeelt deeze Kenmerken , afgeleid
van het getal der Zilveragtige Vlakken, als
onzeker en bedrièglyk. Hy heeft ’er, niettemin
, ook een en-twintig op den onderkant der
agterfte Wieken , in deeze Soort, waargenomen,
In de mynen ftaan fommige Zilver-
Vlakken in ’t groen , doch verfcheide ande.
ren zyn met een donkere Kaneelkleur geboord
en gefchaduwd.
Behalve deeze groote Paarlemoer-Kapel, die
in Sweeden huishoudt in de Tuinen, heeft
L. in R a u s ’e r , op de Velden, een andere
waargenomen, die hy Cydippe tytelt, ra welke
* de laatftgemelde Heer, in Karniolie , insgelyks
ge*
(* ) InfiUtn BtfyfiiitHJg. IV. T h e i l l , jwg, 173. Tab, xxr.
gevonden hadt, zynde een weinig kleiner dan
de voorige. Zy is ’er, van boven, t’eenemaal
gelyk aan, doch wat bleeker geel, en van on» Hoofd.
deren hebben de agterfte Wieken drie.en twin- 8TUK*
tigZilverkleurige Plekjes, en bovendien nog drie
o f vier, die rond en roodagtig bruin zyn ( f) .
( 1 4 1 ) Nimf.Kapel, die de Wieken gefand en
Oranjekleurig met zwarte Vlakken beeft, Latbtnu.
, . . n - i Kleine Paai» *van onderen met zeven-en-dertig Zilver- iem0er.
agtige Plekjes.
Wy noemen deeze de Kleine Paarlemoer,
in 't Franfch Ie petitNacré ;om datzy veel kleiner
dan de voorgaande is , beflaande in breed»
te niet veel meer dan anderhalf Duim volgens
de Afbeelding van R o s s e L. L in n .iEü s
hadtze dePricces, en de volgende de Prins gety-
teld. Hy merkt aan, dat dezelve veel te Upfal
voorkomt, en geeft 'er deeze befchryving van.
De Wieken zyn altemaal Oranje-kleurig , mee
«en menigte van elkander afgezonderde, zwarte
Vlakjes , als geftippeld. Béhalve die zwarte
Stippen hebben de voorfte Wieken, van onderen
, daar zy geel zyn, aan de tippen ieder
zef
t ) Fattfi. Smc. E<3. IT. p. 281. Gen. loSd.
f14 1) Papilio Nymphalis Alis dentatis fulvisj nigro-raacukt-
ris; fubtus maculis XXKViI Argenteis. Syjt. Nat. X Prin-
cipiffa. Faun. Suec. 781. HOEIN. PiSl. t. 11. f. 11. R A J .
Inf. izo. n. 6. R o B e r t . lc. t. i ï . Me Ria n Eur, II, T.
*17. fig- fuper. P e t , Mus. yl. n. jzo, ROES, Ivf. lil, <t .tOi
I , De e ï. XI. 5t v s ,