V. veel vader Kemperk dan het vliegen by nagt
in de Nagt-Kapellen. De Latynfche naam Pa-
Hoofd- pilio en de Franfche Papillon, i als ook de Ne-
stu k . derduitfche Vlinder, wordt in ’ t byzonder aan
de Dag-Kapellen gegeven.
Kemneiken, Van de Kenmerken van dit Geflagt is ook
breedvoerig genoeg gefproken. Alle de Rupfen,
daar zy uit voortkomen, hebben zedien
Pooten. Dé genen, die Gedoomd zyn o v e r’t
L y f , geeven altemaal Dag-Kapellen, eüwelzo-
danigen, die maar vier Pooten hebben of gebruiken,
maakende de twee voorden van de
zes als een Sabel aan den Hals. De Poppen
zyn naakt, dat is zonder Tonnetje of Spin.
z e i, hangende doorgaans aan haar -agter-end,
en fommigen met het midden van haar L y f ,
aan eehigen Tak of onder tegen een Geut, of
elders, daar zy ..voor den Regen befchut zyn.
Z y zyn gemeenlyk hoekig o f met verfcheï-
de Punten: men vindt ’er onder die ^tippen
of Vlakjes als van Goud hebben, of geheel-
erial verguld zyn. Voor het overige hehben zy
verfcheiderley Kleuren. Ik heb van dit alles
reeds gewag gemaakt.
Eigcnfchap- De Dag-Kapellen drekken, door haare Schoon-
heid en verfcheidenheid van Kleuren, in de Zo^
mer tot een groot fieraad van onze Velden,
Tuinen en bloemperken. Wanneer de Rups
tydig ter Wereld gekomen is , en Diet te laat
in een Pop verandert geduurende de Zomer,
ziét men de Kap e l, in veertien Dagen o f drie
' Wee-
Weeken op ’t hoogde, verfchynen. Dit ge. V.
beurt aan hetgrootde getal van Kapellen, maar AFDKEt,.
1 1 t» r a LI»
zo eenige agterlyker Rupfen niet eer in Poppen Hoofd-
veranderd zyn , dan tegen 't end van den STÜK*
He rfd, zo brengen zy den geheelen Winter in
dieStaatdoor, endeKapel verfchynt niet dan in
5t vólgende Voorjaar. De genen, welken men
in de eerde fchoone Dagen van de maand April
ziet, komen van deeze overwinterende Poppen
, of het zyn Kapellen die zelf den Winter
, in eenige vcrfchuilplaats, hebben doorge-
bragt.
G eof f roy gebruikt in de Dag-Kapellen de vadeding.
volgende Verdeeling. Hy onderfchéidtze in twee
Famliën, waar van de eerde der genen is 'die
vier, de tweede der gepen die zes Pooten heb-.,
ben. De eerde Familie wordt van hem in drie
Paragraaphen gefmaldeeld; de eerde, die van
gedoomde Rupfen komen met de Wieken hoekig;
de tweede van dergelyke Rupfen metde
Wieken rondagtig; de derde van ongedoornde
Rupfen, met de Voorpooten zeer kort en geen
Kraag maakende. Deeze Verdeeliiig kón beter
plaats hebben in een Werk over de Infek-
ten omdreeksParys voorkomende, dan in een
algemeene Befehryving van alle Europifche en
Uitheemfche die bekend zyn; want van deeze
laatden zyn meedal de Rupfen onbekend. Ook
heeft L i n N^eus een geheel andere gebruikt,
te weeten dus: f
1. De e l . XI. Stuk. M 5 P A *